hetzelve daarna herwaarts is vervoerd, wordt het hoogst waarschijnlijk dat men het aldus toebereid övergebragt heeft. Deze omstandigheid nu gevoegd bij de overige opgegevene, geeft wel geuoegzamen grond, om het er voor te houden, dat men de juiste grafplaats van Valcke gevonden en daarop het gedenkteeken gesteld heeft. Hierover verheugen wij ons, daar toch de manwien het hier geldt, wel waardig is, dat zijne nagedachtenis in eere worde gehouden, dien Smallegaivge (Chronijk bl. 741) noemt: «den grooten man die bysonder dcsen staet, als gedurig medestander van den eersten Prins Willem van Oranjen uit het jok van Spaenjen in hare vryheit heeft helpen herstellen.» Wij verheugen ons daarom, dat men aan zijne verdiensten thans deze hulde gebragt heeft, en hechten hierop te meer, dewijl dit geschiedde in eenen tijd, waarin voor het behoud en welzijn des vaderlands buitengewone offers gevraagd en gegeven zijn. Wij werden hierbij onwillekeurig herinnerd aan het woord van éénen onzer tegenwoordige Zeeuwsche Dichters: TVij zijn nog niet van de oude deugd ontaard. Wij hadden gemeend te dezer gelegenheid (daar toch Yalcke, in den laatsten tijd onze bijzondere belangstel ling getrokken had) nog eenige mededeelingenals de vruchten van onze onderzoekingen aangaande hem, te doenen hierdoor, zoo mogelijk de op hem gevestigde

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 202