137 -
onderwerp n aan Hem; weldra zijt gij bij ons,om u mei
ons in de aanschouwing onzes Verlossers Ie verheugen,
mot ecne eeuwige, heerlijke, onuitsprekelijke vreugde!
Gij die op aarde reeds zoo veel lief hadthoe volkomen
zult gij eens in den Hemel lief hebben en hoe zalig
zult gij dan zijn
Ja, kondet gij eens eenen blik werpeu in onze zalig
heid, hoe kalm zoudt gij uwe oogen lot God opheffen!
Wij zien «iels, dan zaligheidgenieten niets, dan zalig
heid wij gevoelen niets dan liefde! Dagelijks nemen wij
toe in de kennis des Almagtigen en van onzen Jezus,
en onze engelen zeggen ons dat wij God spoedig zien
zullen. Dikwijls beproeven wij in Hemeltaal den lof van
God te zingen en daarin slagen wijdat wij onzen engelen
welgevallig zijn. In eene der hemelsche zalen verhief
hare stem en waagde een lied te zingen en
ik, uwe FrederikjI antwoordde haar.
Wij willen beproeven, om het, tot uwen troost, in de
aardsche taal uit te drukken; ongeveer zóó was het,
maar veelveel schooner
«Wij zien uw aangezigt niet meer, dierbare vader,
dierbare moeder noch uwe oogen waarin de liefde voor
ons schitterde, waarmede gij ons zegeudet!»
«Maar wij zullen God weldra van aangezigt tot aan
gezigt zienhet aangezigt van onzen grooten hemelschen
Vader
«Wij wandelen niet meer aan uwe hand door de lust
hoven der aarde en plukken met u geene bloemen meer