138 Maar wij wandelen met de engelen door de lustwaran den des Hemels en plukken er onverwelkelijke bloemen! Wij begieten met u in uwen tuin uwe planten niet meer, wij zitten niet met u in eenen zoelen avondstond onder uw lommer! Maar wij verzorgen de planten van den hemelschen tuin, en zitten onder eeuwig groenend loof! «Wij huppelen niet meer met onze aardsche speelge- nooten in vrolij ke uren en schertsen niet meer met hen «Maar wij huppelen onder hemelsche en gezaligde speelgenooten! «Wij hooren van God en zijn paradijs; van Jezus den Kindervriend! «Waar is Hij onze Jezus? o, mogten wij Hem zien! Brengt ons tot Hom gij engelen! 0wij zijn zoo zalig! Omarm mij mijn zusje! Zie, zoo zingen uwe kinderen, dierbare ouders, en leven en zweven door den HemelGewin is ons de dood want Jezus is ons leven! Welk een' dag zal de dag des wederziens zijn, dierbare oudersHoe zullen wij elkander liefhebben wanneer gij met ons God boven alles bemint! Hoe zalig zult gijl. dan met ons zijn! (hertaald uit liet Hoogduitsch.) 1844.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 240