DE YROME OWGEITJKKIGE MAW,
BIJ STORM EN VLOED.
Proeve eener vertelling.)
Daar leefde ia Zeelands welig oord
Voor lang Terleden tijd;
Een vrome man met vrouw en kind,
Van vriend en nabuur hoogst bemind
Om deugd en noeste vlijt.
Steeds vond de vroege morgenzon
Hem ijvrig aan het werk.
En, ging hij eens van 't akkerveld,
't Was, als van vrouw en kind verzeld
Hij bidden ging ter kerk.
Wat boog hij zich dan diep ter neer
In 't heiligdom voor God!
En dankte met een vol gemoed
Hom voor den rijken overvloed
En voor het reinst genot.