DE YROME OWGEITJKKIGE MAW, BIJ STORM EN VLOED. Proeve eener vertelling.) Daar leefde ia Zeelands welig oord Voor lang Terleden tijd; Een vrome man met vrouw en kind, Van vriend en nabuur hoogst bemind Om deugd en noeste vlijt. Steeds vond de vroege morgenzon Hem ijvrig aan het werk. En, ging hij eens van 't akkerveld, 't Was, als van vrouw en kind verzeld Hij bidden ging ter kerk. Wat boog hij zich dan diep ter neer In 't heiligdom voor God! En dankte met een vol gemoed Hom voor den rijken overvloed En voor het reinst genot.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 257