162
't Volk door hun logentaal beroerd,
Had Stephasüs gegrepen
En hem ter rierschaar heen geroerd
Reeds op zijn ral geslepen,
Daar zwoer de ralschheid hoog en duur
«Wij hoorden dezen te aller uur,
«De wet en heilige oorden,
Verguizen door zijn woorden.»
Zijn Jezus zalzoo lastert hij
«De tempeldienst rerkceren,
De wet ran Mozes gaat roorbij
»En Jezus moet regeeren!
Zijn antwoord beidend zag de Raad
Hem grijnzend aan doch zijn gelaat
Werd eensklaps roor hunne oogen
Met englenglans omtogen.
De Hoogepriester ring toen aan:
Spreek doe uw zaak ons weten
Toen deed hij hun zijn leer rerslaan.
Verklaarde der profeten
Gewijden en rerborgen zin,
En hoe de Heer rau 't eerst begin
Zich liefdrijk Isrels nomen
Tot rolk had aangenomen.