ontbloot,(1) zoodat derzelrer aantal op drie-en-dertig wordt geschat (2) Goes telde binnen liare wallen drie dergelijke gestichten, van welke twee door geestelijke zusters bewoond werden terwijl het derde een mannen Klooster was. Met de medcdeeling ran het een en ander, dat op het laatstgenoemde betrekking heeft, rangen wij aan, om daarna ook het weinige, dat aangaande de beide vrouwenkloosters bekend is, te beschouwen, HET KLOOSTER DER KRUISBROEDERS. Verschillend waren de oorzaken welke de onderschei den Kloosters in het aanzijn riepen. Nu eens was het des stichters dankbaarheid toor afgewende gevaren welke zich op deze wijze openbaarde, dan weder was de nit- delging ran schuld het doel der stichters. (3) Niet zelden erenwel bestond er tot het daarstellen Tan Kloosters geene andere aanleiding dan de zucht naar uitbreiding, die de Kloosterorden bezielde. Dit laatste schijut ook met het gesticht, waarran wij spreken het geral geweest te zijn. Geene bijzondere aanleiding tot deszelfs daarstelling Tonden wij aangetcekendmaar uitdrukkelijk zegt do (1) Zie v.lhnsssv Hist. Episcopatuum Foed. Belgii T.II, in Hist J. Notitia Episcopatus Middelb., bladz. 7, 27-29. (2) t. a. p. in den Index Ecclesiarum Collegiatarum etc., achter het werk gevoegd. (3) Aan de eerste was b.Y.de Abdij ran Bern, aan de laatste die van Marienweerd hare wording verpligt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 94