RUST. Geen werkelooze rnstgeen nietig plantenleven Was ooit des braven wensch. Neen! hem behaagt een rust, die edel, die verheven, Die waardig is den mensch. 0! zie den wijze, aan de aarde en haar beslommeringen Onttogen zie zijn rust Hoe zweeft hij vrij en blij in reinerhooger kringen Zijn Vaderland, zijn lust! Hij zij in 't boekvertrek gansch eenzaam neêrgezeten. Daar hij de veder rept, En zich, het werklijk zijn en 't laf gewoel vergeten, Eene eigen wereld schept Hij dwale mijmrend door de bosschen, door de velden Langs strand of oeverzoom En spreke er in den geest met lang verstorven helden In d' aangenaamsten droom Zie naar de toekomst uit, of juiche, nu hij 't heden Voor liefde en vriendschap leeft Daar lach en luim en scherts alsfladdren om zijn schreden En hem 't geluk omgeeft:

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 115