HET YLIEGEPÏDE SCHIP, Volksverhaal De storm houdt aan en wint in kracht En zweeptals op zijn' prooi verwoed in 't holle van den donk'ren nacht, Met slag op slag den breeden vloed En bnld'rend met verward gebrom Zwaait hij den ijz'ren scepter om. Hij breekt en plaagt het zwalpend nat, Dat, op zijn eigen erf getergd, Nu dreigend naar den hemel spat. Straks schichtig zich in d' afgrond bergt: De golf rijst, als een berg omhoog, En 't hart der zee ligt bloot voor 't oog. Het zwerk jaagt als een spokenheir Door helsche wraak geteisterdvoort Het maanlicht zendt geen schijnsel neer, Geen' star, die aan den hemel gloort; De donder rolt, en, bleek en vaal, Schiet ver in 't rond de bliksemstraal.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 184