131
wij noemen sleclits uit den grooten toorraad enkelen
muis hondkunstkant, hand, voer, kruis en Telen
nooit tot tweesilbigen gemaakt, dan in het meerToud.
Meermalen heb ik er op nagedacht, of hierin ook eenige
regelen zoo ja welkeware. En er moetzou men zeg-
zen regel op zijn want een echte Zeeuw zal er zich
nooit in vergissenen wel eensbij eenigzins beschaafder
uitspraak ,de verlenging achterlaten, maar nimmer daar
aanbrengen waar het aangenomen gebruik, of eene stil
zwijgende overeenkomst dit niet wil, waardoor men als
gedwongen wordt, aantenomen, dat doze woordveran-
dering niet iets willekeurigs, maar inderdaad op nog
verholen taalregelen gegrond is, die men toepast, zon
der er zich rekenschap van te kunnen geven. De Zeeu
wen gebruiken b. v. het woord pad niet alleen voor het
dier, maar ook in de beteekenis van weg taalkundig
vrouwelijk, en zullen nooit anders zeggen, dan dat de
padde over de pad loopt, nimmer het omgekeerde. En
dit is een bewijs reeds voor het niet doorgaande van het
geen zich bij de eerste opmerking van het gebruik zou
schijnen aanteprijzen dat het namelijk aan zelfstandige
naamwoorden van het vrouwelijk geslacht bepaaldelijk
eigen ware; doch de verlenging van balk, bed, kloet,
hemd en vele anderen en omgekeerd de niet verlenging
Tan kunstdriftbruidjurk, kant, ook al weder uit
een groóten voorraad genomen, pleit hiertegen. Van den
aard der uilgangen hangt het even zoo weinig af Pad