zonder eenige bedenking onderneemt. Ook reizen
ter zee wordt volstrekt niet aangemerkt als iets
bijzonders. Anders was het in vroegere eeuwen; Rei
gersberg verhaalt, dat de Zeeuwen hunne koopvaart
in de eerste helft der vijftiende eeuw heinde en ver,
tot Spanje toe, uitstrekten. Maar, ten aanzien der
togten naar dat land, voegt hij er bij dat alsdan «al
dat volck van den schepen henlieden eerstmael plagt
te biechten, ende ten Heiligen Sacrament te gaen eer
sijlieden die reijse aannamen. Want alsdoen was 't een
groote reijse gheacht van hier in Spaengnen te varen
ende wederom te komenwant die vaert uijt Zeelandt
alsdoen niet seer bekent ofte ghemeijn en was."
IV.
In het jaar 1513 maakten die van Veere een aardig
buitenkansje aan eenen zeeroover; Reigersberg verhaalt
het geval aldus: «Er quam een kleijn scheepken inne
ter Vere in Walcheren, ghenaemt die Halve harre,
ende was uijt Enghelandtende die capitein ginck
logeren in 't beste van der stad in een herberghe daer
Enghelsche kooplieden logeerden, ende men meijnde
dattet al kooplieden geweest hadden zoo is 't in 't leste
uijtghebrocht gheweest van eenen bootsman van dit
selfde scheepkendattet een zeerover wasende sij
werden alle ghevangen die op dit scheepken waren
ende alle die schuit hadden werden onthooft metten
88