G7 ««Voer naar den drempel van mijn ouders hut mij mee; ««Weet gij niet, dat ik daar verdiende straf moet lijden? ««'k Heb daar gezondigd, daar wil ik ter dood mij wijden! ««Mijn vader, zie ik u Mag ik u nog op aard ««Aanschouwen?... Moeder! ach ik ben uw liefde onwaard. Hoe treurt ge nog oin mij Hebt gij uw eed verbroken ««Mijn vader wordt door u mijn snoodheid dus gewroken ««Staar mij zoo teer niet aan, daar ik misdadig sterf! ««Mijn einde naakt, helaas! en 't leven, dat ik derf, ««Het leven, dat mijn schuld, zoo zwaar, me op't hartdoet wegen ««Lacht bij 't aanschouwen van uw tranen weer mij tegen... ««Maar 'k voel het, alle hoop is voor mij uitgedoofd."" «"VYordt ge ons in d' eigen stond hergeven en ontroofd1 God snikt de moeder, is reeds alle hoop verloren?" ««Neen, zegt de grijsaard, Hij zal ons gebed verhooren. «««Mijn dierbare anka! gij zult leven:'t schoonst verschiet...""" ««Mijn eiud, hervat ze, is daar: 'k gevoel het, vlei u niet. Drukt, ouders! mij aan 't hart en gij, dien ik moest haten, ««Gij, bron mijns leeds! door wien ik de aarde moet verlaten, ««Narcissus, zie uw werk in 't geen ik zondig lij! ««Waan echter nooit. d«t, hoe oulmenscht uw wreedheid zij, ««Om wraak en straf op u mijn laatste beden klonken, ««'k Zal nimmer vloeken wien 'k eens liefde heb geschonken. ««Neen, 'k smeek, dat nooit mijn leed op u gewroken wordt, ««Maar 's hemels zegen steeds op u zij uitgestort! ««Misschien lioort ge eens mijn loten wroeging doet u beven. «Nakcissds ach! één traan en... alles is vergeven."" Zij spreekt zij klemt nog eens haar moeder aan de borst

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 173