bedienden op 't Huis te plaatsenterwijl slechts de verst afgelegene landen verpacht bleven. 15) Althans vind ik reeds in 1626 van knechten en bedienden op het Oude- Mannenhuis gewag gemaakt. Doch, dat ook dit nu 'weder in alles niet gunstig wérkte op de stoffelijke be langen van 't Gestichtligt niet slechts in den aard der zaak, maar zou men ook eenigermate kunnen af nemen uit de volgende aanteekening van den Kerkeraad des jaars 1653: «alsoo daer geruchten gaen, dat sommige in het Martenshuis haer niet getrouw dragen in het Godshuis maar ettelijke eetwaren elders diagen, welke zij dan onnuttelijk verquisten soo ist, dat zij allen hoold voor hoofd daerover zullen aangesproken en bestraft worden.» Allergevoeligst was ook de slag, dien eene noodlot tige gebeurtenis aan dit Gesticht toebragt. Op den avond van den 15 Julij des jaars 1691, werd het gebouw met de schuur en al wat in dezelve aan huisraad, granen en bouwgereedschappen zich bevond eene prooi der vlammen alleen de, eenigzins van de 6* 83 151 Vele landerijen van 't Godshuis waren afgelegenzelfs lagen er ver scheidene huiten de Heerlijkheid van St. Maartensdijkwaarom Regenten, om onkosten van beheer te vermijden, in 1591 octrooi verlangden, om dezelve te mogen verkoopen, en de penningen daaruit voortspruitende aan te leggen, tot aankoop van meer nabij gelegene landen. Zoo verkochten zij in 1655 negen gemeten, liggende in Nieuw-Ravensoord in Poortvliet-hoek't gemet voor 22 p. vis., wordende uit de kooppenningen van dien belaald drie perceelen van geestelijkelanden, gelegen in de baning en grootte van 't Godshuis, welke Regenten 'sjaars te voren van den Gecommitteerde van Z. H. publiek op het Kasteel hadden ingekocht. Het Godshuis bleef buitendien tot den einde toe, 10 dergelijke afgelegene gemeten verpachtenin plaats van welke een evengelijk aantal voor de baning van 't Godshuis van Z. H. landen werden ingepacht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 189