mm &hto©©m>* «Diewat licht of zonnen kwijnen «Door der graven nacht zelfs boort." Dan wacht u't zij bloem of doornen Op uw pad worde uitgestort De eerpalm van zijne uitverkoornen, Die in eeuwigheid niet dort. 1837. Een meisje, dat, door zedenloos gedrag, Zich overal versmaad en afgewezen zag Had op een' zekren tijd vernomen Dat ergens een festijn met pracht werd toebereid En brandend van begeerteom 'ergenoodte komen Sprak zij aldus haar vrienden aan: «Gij weet, hoezeer 't mijne ijdelheid «Zou stredenzoo men mij op dat festijn wou nooden «Maar 'k wil voor 's werelds goud geen weigring on- »En schoon ik me aan gepraat nooit stoorde, (dergaan, »Ik zag niet zelden toch den eenerrmensch vergoden 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 215