vernieuwd den 10 Februarij 1527. 1) Van de niet in het licht gegevene bepalingen op dit punt halen wij er twee aan; eene van Anna van Bougondiö, vrouw van Ravestein. D a ice land en Summelsdijk, van 1493, in welke het heet: «Item soo en sal niemandt «darijnck ut den lande van Duvelant voeren, offte «vercopen om ut te voeren op de verbeurte des da— «rijncks en een' boete van X pont, daer toe utgenomen «den moerluijden van haer barnijnge (den persoon, wiens erkend bedrijf het was op eigen of aange wezen land, mits:) «dies sullen sij den reehter daerom «bidden.» En van Adolf van BounGONDië, 25 Maart 1536: «dat niemandt voortaen wie hij sij, binnen «onse lande van Duvelant derrij sal mogen delven, «op de boete van C ponden swarten en den derrij «geconfisqueert.» Doch zegt Reigersberg teregt: «al en haddet niet verboden gheweest, het soude hem sel- «ven verboden hebben.» Want toen de koophandel met FrankrijkSpanje en Portugal zich uitbreidde, begon men in het laatst der vijftiende eeuw het ruwe zeezout vandaar aan te voeren, hetwelk in zoutkeeten gezo den en gezuiverd, beter en goedkooper zout gaf. 2) 137 (1} In de Memoires de l'academie de Druxcelles 1780 I. 336, staat eene memoires sur la nature du sel eommentdont les anciens Delges et Ger mains faisaient usage, waarin met j roeven wordt aangewezen, hoe weinig zui ver zout men door selbarning trok, zoodat het niet te verwonderen is. dat bij de moeijelijkheid om de noodige darink te bekomen eu bij het aanvoeren van nieuw zeezout, het laatste de oude selnering geheel verdrong. Maar ik heb die memoires evenmin als een stuk in den Messager de Gand, 1829 over b«t telbarnen kunnen nazien. (2j Sjiullegange chron. van Zeel. 310.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 245