•chuift de maan in haren loop onder of boven de schaduw der aarde heen omdat hare baan op die der aarde om de zon eene helling heeft van ruim 5°. Indien de banen der maan en der aarde in hetzelfde vlak lagen, zou de eerste telken male, als zij vol was, dat is, als de middelpunten van zon en maan vereenigd werden door eene lijn, die tevens door het middelpunt der aarde gingdoor het midden van den bedoelden schaduwkegel motten gaan, en alzoo van het licht der zon beroofd worden gedurende den tijd dien zij noodig heeft, om de doorsnede der aardschaduw te doorloopen. Ten gevolge der bedoelde helling ge schiedt dit niet altijd. Om zich dit duidelijk te maken, verbeelde men zich twee groote hoepels, die elkander onder eenen kleinen hoek doorkruissen. Deze zullen de schijnbare banen van de zon en de maan voorstel len. Wanneer men zich nu cp iedere van deze hoepels eene schijf voorstelt, die beide in bepaalde tijden eenen omloop op den hoepel volbrengen kan blijk baar voor het in het midden dor hoepels geplaatste oog de eene schijf de andere slechts op die punten bedekken, waar de hoepels zamen vallen, dat is op twee tegen elkander over staande plaatsen waar zij elkander kruisen. In ieder ander geval zal de eene schijf boven of onder de andere heengaan. De be doelde snijpunten nu der hanen van de aarde en de maan', welke natuurlijk eenen halven omtrek of 180° van elkander verwijderd zijn, noemt men de hnoopen UT.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 62