in het geheel geene verduistering ondergaat, zoo kan zij, ofschoon niet digt genoeg om geheel verduisterd te worden, echter te digt bij den knoop zijn, om geheel en al de indompeling in de schaduw te ont gaan. Zij zal dus gedeeltelijk verduisterd worden en wel aan de zuidzijde, wanneer zij zich ten noor den van de baan der aarde bevindt en omgekeerd. Om de grootte dier gedeeltelijke maan-ekfipsen te bepalen, bedient men zich van de verdeeling barer middellijn in 12 duimen. Wordt, wanneer de eklipsen op het grootste is, 2/3 der maansmiddellijn verduisterd, dan heet het eene eklips van 8 duim, enz. En wan neer alzoo de maan-eklips van 31 Maart 1847 wordt opgegeven als 31/, duim groot te zullen zijnhebben wij dit te verstaan, dat 3/15 en nog \'si of 7/24 van de middellijn der maan zullen in de schaduw treden. Ik zeg van de middellijn, dus niet van de oppervlakte, hetwelk door berekening moet gevonden worden. Bij totale eklipsen rekent men gewoonlijk nog die duimen bij, welke de doorsnede der schaduw grooter is, dan de maansmiddellijn. Eene maan-eklips van 20 duim is dus eene zoo danige, waarbij de doorsnede van de schaduw l8/,. van de middellijn der maan bedraagt. Daar intus- schen de maan zoozeer door de doorsnede der aard— schaduw overtroffen wordt, kan de eerste daarin eenen vrij langen tijd vertoeven. Wanneer de maan het naast aan de aarde staat, en alzoo haren langsten LIX.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1847 | | pagina 67