- - - - - - - - - - - - - - - - figuur 1: Steenuil, aantal territoria per km2 in 1981 Vrouwenpolder. Hoewel reeds bekend was,dat hier al vele jaren Steen uilen voorkomen, was het gevonden aantal territoria toch een verast sing.Het is zelfs niet uitgesloten dat de schatting van 3-4 territo ria nog aan de lage kant is.Het voorkomen van de Steenuil bij Vrou wenpolder hangt samen met het hier aanwezige biotoop, dat zeer ge schikt lijkt voor deze soort.Het is het enige gebied op Walcheren waar nog vrij grote aantallen knotwilgen voorkomen.De Steenuil broedt graag in de holten van deze bomen.Verder vormen boomgaardjes dijken en kleinschalige akkers en graslanden geschikte voedselgebie- den voor Steenuilen. De huidige populatie van Walcheren is een schamel restant van een veel grotere populatie.Vóór 1940 schijnt de Steenuil op Walcheren een vrij algemene soort te zijn geweest.Van Lynden(1980)vermeldt over de periode rond 1930:"Overal bij de holle bomen en de knotwil gen riepen de Steenuiltjes" en "Steenuiltjes huisden in groot aan tal op geheel Walcheren".Na 1943 volgde een dieptepunt, waarschijn lijk mede veroorzaakt door de oor logsomstandigheden en vooral door de inundatie Voor 1966 vermelden Smulders en Joosse(1969)"broedt voornamelijk bij Ter Hooge,Rammekens,Ritthem, Vlissingen,Vrouwenpolder,Oostka- pelle(Berkenbos)en Domburg (West- hove) en hier en daar op het plat teland bij boerderijen".Hieruit Behalve op Walcheren komt de Steenuil in Zeeland voor langs de binnenduinrand van Schouwen,op Zuid-Beveland en vooral in Zeeuws- Vlaanderen,waar nog honderden pa ren broeden.De Zeeuwse populatie wordt geschat op 250-500 paar (Meininger,1977)de Nederlandse op 6000-8000 paar (Teixeira,1979) De dichtheid bij Vrouwenpolder (nog geen 1 paar/km is niet hoog: .in het rivierengebied zijn dicht heden aangetroffen van meer dan 6, 5 paar/km^ (van den Berg, 1979) Ransuil jAsio otusJ_ Van de Ransuil werden 22-24 terri toria vastgesteld(fig.2).Dit aan tal dient te worden beschouwd als een absoluut minimum.Met name in het duingebied tussen Vlissingen en Zoutlande heeft waarschijnlijk meer dan één paar gebroed. In 1966 broedden er minstens 9 paar op Walcheren (Smulders en Joosse,1969) en in 1972 minimaal 15 paar (Muilié, 197-3Het is waar kan worden geconcludeerd dat het toen nog om zeker 10 paar ging,die vooral in de binnenduinrand voor kwamen In 1977 broedden nog Steenuilen bij Ritthem, Arnemuiden en Vrou wenpolder (Meininger, 1977).Het voor dat jaar vermelde aantal van drie paar is misschien wat te laagje zien de in 1981 vastgestelde aan tallen bij Vrouwenpolder .Wat de oorzaak is van de achteruitgang tussen 1966 en 1977 is niet duide lijk, aangezien er toen nauwelijks oude bomen meer verdwenen. schijnlijk dat de Ransuil de laat ste 15 jaar in aantal is toegeno men. De Ransuil broedt vooral in de oude nesten van Kraaien en Eksters en het is niet onwaarschijnlijk dat de grootte van de broedpopula- tie van de Ransuil mede wordt be paald docr het aanbod aan oude Kraaie- en Eksternesten.In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van het aantal territoria van de Rans uil in 1966, 1972 en 1981 en de aanwezigheid van Ekster en Zwarte kraai als broedvogel in 1966 en 1981. uit deze tabel blijkt niet alleen dat Ekster en zwarte kraai zich in meer gebieden hebben ge vestigd, maar dat ook de Ransuil nu in al deze gebieden voorkomt! mogelijk broedgevai 22-2A figuur 2: Ransuil, aantal territoria per km' in 1981 1966 1972 1981 Gebied Ekster/ Ekster/ Ransuil zw.kraai Ransuil Ransuil Zw.kraai Valkenisse 1 X 3 1 X N.Duingebied 7 X 12 9 X Ter Hooge 1 1 X Veerse kreken 1 X Arnemuiden X 2 X Rammekens X 5 X Westkapelle 1 X Centr.W alcheren 1-2 X Zilveren Schor 0-1 X Aardbeieneiland 1 (mis lukt)x 9 15 22-24 tabel 2: aantal broedparen van de Ransuil op Walcheren in 1966, 1972 en 1981 en de aanwezigheid van Ekster en/of Zwarte Kraai Groene_s£echt J[Picus_viridi.s_)_ Van de Groenq specht werden 27-30 territoria vastgesteldifig.3 21-23 in het noordelijk duingebied 5 in de duinen tussen Vlissingen en Zoutelande,1 bij Veere en moge lijk één langs de Westkapelse kreek.De vastgestelde verspreiding blijkt aardig overeen te komen met de verspreiding van de opgaande loofbossen(fig.4)Sommige loof bossen zijn kennelijk te jong om goede nestelgelegenheid te bieden (Ter Hooge,Nollebos,Rammekenshoek) Behalve in de oude,parkachtige loofbossen langs de binnenduinrand broedt de soort ook in de dennen bossen van Oranjezon.Behalve door de aanwezigheid van nestelgelegen heid wordt de verspreiding vooral bepaald door de aanwezigheid van voedsel.Dit voedsel bestaat in hoofdzaak uit mieren, die voorna melijk op de grond worden bemach tigd. (Glutz von Blotzheim en Bauer,1980)In droge,zandige ter reinen met open plekken kunnen meer mieren worden gevonden dan op vochtige,humusrijke bodems (VWG Avifauna West-Nederland, 1981) Dit verklaart de hoge dichtheden in de duingebieden: tot 3 paar per km .Deze dichtheden zijn in landelijk verband als hoog aan te merken(Teixeira, 1979) Over eventuele aantalsveranderin gen is weinig bekend.Smulders en Joosse(1969) noemen voor 1966 6-20 paar, hetgeen op een recen te toename zou kunnen wijzen. De vestiging in de bosaanplant rond de Veerse kreken is vrij re cent. Naarmate de bossen op Wal-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1981 | | pagina 3