Aan het werk in de glasfabriek te Sas van Gent omstreeks 1929 (foto NV Vereenigde Fotobureaux te Amsterdam; bron: Zeeuws Archief).
kwam het door financiële problemen echter niet. In 1822
nam koning Willem I - naar aanleiding van nieuwe klachten
over de afwatering - zelf het initiatief. In deze tweede fase
van de realisatie van het Kanaal van Gent naar Terneuzen
speelden ook defensiedoeleinden een belangrijke rol. Pas
in de derde fase kwam het accent op de zeevaart te liggen.
Het initiatief ging daarbij opnieuw uit van de provincie
Oost-Vlaanderen (waarschijnlijk in overleg met Gent).3)
Sas van Gent
De vestiging van een tweetal beetwortelsuikerfabrieken
in Sas van Gent was voor een belangrijk deel te danken
aan de opkomst en de groei van de verbouw van suiker
bieten na de teloorgang van de teelt van meekrap. Duitse
chemici waren erin geslaagd de uit de wortels van meekrap
verkregen rode verfstof op synthetische wijze uit koolteer
te vervaardigen. Voor de Zeeuwse boeren vormde de
verbouw van suikerbieten een alternatief. Aanvankelijk
werden de Zeeuws-Vlaamse bieten in fabrieken te Zelzate
en België verwerkt. Over de bietenprijs bestond er tussen
de bietenfabrikanten en boeren van meet af aan verschil
van mening. Het centrale probleem daarbij was de vraag
of de prijs van de bieten bepaald diende te worden op basis
van het gewicht dan wel op grond van het suikergehalte
van de bieten. Veel kleine boeren waren afhankelijk van
de voorschotten die door de suikerfabrikanten werden
verstrekt op de oogst te velde. Bovendien werd ook het
3) Filarski, R., Kanalen van de koning-koopman Goederenvervoer,
binnenscheepvaart en kanalenbouw in Nederland en België in de eerste
helft van de negentiende eeuw (Amsterdam 1995), 292-294.
4) Sarneel-Antheunis, L.A., Een woordje suiker industrie geschiedenis in
het algemeen. Te raadplegen op: http:/www.heemhundigekringsas-
vangent.nl/verhalen/suikerunie-encs (2015).
zaaizaad in veel gevallen door de suikerfabrikanten
geleverd. Omdat de boeren naar het gewicht van de bieten
betaald werden, maakten fabrikanten misbruik van die
afhankelijkheidspositie door zaaizaad te ontwikkelen dat
bieten opleverde met een gering gewicht en een hoog
suikergehalte. Reden genoeg voor de boeren om de handen
ineen te slaan. Zo ontstond in 1872 de NV Zeeuwsche
Beetwortelsuikerfabriek Sas van Gent. Als gevolg van
onderlinge onenigheid was de onderneming geen lang
leven beschoren. Meer succes had de Eerste Nederlandsche
Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek die in 1899 werd
opgericht en het jaar daarop in productie kwam.
De motor en initiatiefnemer was baron K.A.J.G. Collot
d'Escury (lid van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij)
en overtuigd voorstander van de coöperatieve gedachte.
Hij wist de deelnemende boeren van het nut van die vorm
van samenwerking te overtuigen. De eerlijkheid gebiedt te
vermelden dat G.A. Vorsterman van Oyen - onderwijzer te
Aardenburg - veel voorbereidend werk in die richting had
gedaan.4) Naast deze mentale factoren waren de
aanwezigheid van voldoende zoet water en een adequaat
transportsysteem in de vorm van een lokaal spoorwegnet
ongetwijfeld van groot belang. Behalve de twee beet
wortelsuikerfabrieken kende Sas van Gent sinds 1869
een meelfabriek: NV Walzenmolen. In de laatste decennia
van de negentiende eeuw werd de onderneming gerund
door Joh. Verschaffel.
In de benaming van de firma kwam tot uitdrukking, dat
Verschaffel een innoverende ondernemer was, die bereid
was vernieuwingen in het traditionele productieproces door
te voeren. Vanuit Hongarije introduceerde hij het malen van
Zeeuws Erfgoed 4 september 2015 03