Teellinck in zijn Balsem Gileads, 'weeteen yghelijck, als namelick de quaede hu
meuren alsoo vermenichvuldighen, ende aenghesteken werden in het lichaem,
datse over-meesteren de natuerlieke crachten ende de rechte ghestalte des lich-
aems; daerdoor dan de mensche heel ende al beledt werdt, zijne andersins na-
etuerlicke crachten heughelijck te ghebruycken'31.
Dank zij deze verbindingen tussen het religieuze en de leefwereld van de gelovi
ge biedt de lectuur van de geschriften der Zeeuwse piëtisten een enkele maal
waardevollezelden elders geregistreerde informatie over het medisch leven van
alle dag. Teellinck bijvoorbeeld verhaalt over de behandeling van patiënten in
coma in een passage betreffende de maatregelen van de kerk tegen een afvallige.
'Welcke dan nae de regulen der medecijne ghepleecht wert aen die ghene die in
eenighen Lethargie ofte doodelicke slaep gevallen zijnde, sonder alle ghevoelen
daer neerliggen. Dese pleecht men zeer onghenaedelick te binden aen armen en
de beenenofte zij misschien daer door conde wacker ghemaeckt ende tot eenich
ghevoelen ghebracht worden'32.
Medisch jargon, in casu het gebruik van termini technici, treft men in de geschrif
ten van de piëtisten echter nauwelijks aan; vertoon van geleerdheid was voor
hen strijdig met de soberheid en bescheidenheid die zij predikten. Zonder enig
gebruik van medische terminologie leverde Teellinck bijvoorbeeld de parallel
tussen het geestelijk en lichamelijk onwelbevinden en verwees hij naar het ge
bruik van purgeermiddelen. 'Ick mereke, dat eenige menschen, hebbende een
quade mage of voelende inwendelijck in haer lichaem yet wat ontstelt, segghen
met groote affectie: mochte ikeens die maghe uyt-schrobben, reynighen ende
versch maken e[t]c. maer! souden wy niet veel meer soo dencken over ons herte,
ten aansien vande geestelijcke ontsteltenisse?'33 Boeiend is ook de algemene te
kening van een stervende, iemand 'op het ale-kantjen' van het leven. "De sprake
ontvalt hem, het ghesichte begint hem oock te begeven, hij verliest het gebruijck
van alle zijne sinnen, een kout sweet breeckt hem aen alle kanten uyt, ende over
loopt zijn lichaem, bevingen ende treckingen gaen over alle zijn leden, zijn ver-
stant ende memorie verdwijnt daer henen, hij ligt en reutelt als een ghekeelt
dier, de strengen zijns herten breken"4, zijn leemen huys wort aen alle kanten
gheschuddet, ende valt ten lesten als heel en(de) al over hem neer in duyghen,
ende soo gaet zijn ziele daeruyt'35.
Tegen deze achtergrond van het medisch taalgebruik moet ook de vraag worden
beantwoord in hoeverre de piëtistische predikanten een rol hebben gespeeld bij
de popularisering van medische, en vooral van nieuwe medische kennis. De anti-
autoriteitshouding, gericht tegen elke seculiere autoriteit, zoals die bijvoorbeeld
door Teellinck uitvoerig is betoogd in zijn Eubulus36, en die als karakteristieke
eigenschap van de puriteinse levenshouding is genoemd37, kan hier remmend
hebben gewerkt op het citeren van klassieke of meer moderne auteurs in kwes
ties die ter discussie stonden in de medische of natuurwetenschap. Het 'aentrec-
ken der getuygenissen der Outvaderen ende andere scribenten meer' noemde
Teellinck 'uytermaten schadelick aen de zielen der eenvoudige' en kon naar
zijn overtuiging slechts dienen 'om ons de H. Schriftuere af-handigh te maec-
ken'3,s. De enige plaats waar ik in de literatuur van de beide Zeeuwse piëtisten
een popularisering van minder algemene kennis meende te kunnen signaleren,
betreft een natuurwetenschappelijke conceptie, namelijk de kosmologie van
Tycho Brahe (1546-1601), die Udemans noemt wanneer hij de gelovigen op
roept in het 'groote Boeck van de geschapene werelt' te lezen, 'opdat wij
69