53. Over de voorzienigheid en het piëtisme, zie E.Zsindely, Krankheit und Heilungim al
teren Pietismus, Zürich-Stuttgart, 1962.
54. De hierna geciteerde passages zijn ontleend aan Teellinck, Wraeck-swaert, 52-54.
55. Deze en volgende citaten zijn uit Teellinck, Noord-sterre, 22-23.
56. Zie Teellinck, Codes handt, i.h.b. het titelblad verso.
57. Vgl. Teellinck, Ecce Homo of Ogenzalf voor wie nog verkeren in blindheid van ge
moed en voor alle treurigen te Sion (Dordrecht, Abraham Andriesz, 1646) passim en
ook het door Teellinck vertaalde werk van W. Perkins, A Golden Chain (London,
1612), 492, geciteerd door Wear, 'Puritan perceptions', 72.
58. W. Teellinck, Zions Basuyne, aengesteken uit de woorden van psalm 7:13 en 14 (Mid
delburg, 1621), in: Het eerste Stuck van de Wercken van Mr. W. Teellinck (Utrecht,
1659), 646.
59. Teellinck, De Rustplaetse, 11.
60. Teellinck, Weech-schale, 37.
61. Teellinck. Nieuwe Historie, 1.
62. Teellinck, Nieuwe Historie, 18.
63. Udemans, 't Geestelijk Roer, 93 en ook 170, waar Udemans verwijst naar het medi-
cijnboeck van Christoffel Wirtzung, Medecijn-boec daer inne alle uitwendighe, ende
inwendighe parthyen des menschen lichaems, met alle hare sieckten ende gebreken,
van den hoofde af, tot de voeten toe, begrepen zijn, ende daerinne oock geleert wort,
hoe datmen alle de selve cureren sal [vertaald door Carolus Battum], Dordrecht,
Jan Camin, 1589.
64. Udemans, 't Geestelyck Roer, 19.
65. Zie resp. W. Teellinck, Den Hoeck-steen van het Oude en Nieuwe Testament ofte
Stichtelicke verklaringe van de propheet Maleachi (Amsterdam, Anthony Jacobz.
1645), 13 en idem, Nieuwe Historie, 19.
66. Teellinck, Lusthof, 49.
67. Teellinck, Lusthof, 49.
68. Teellinck, Lusthof, 50-51.
69. W. Teellinck, Den Spieghel der Zedicheyt, in alle soorten van menschen haer selven
besiende, bemercken mogen, oft sij oock niet geweken zijn van de eenvoudicheyt, diesy
in hare kleedinge behoorden te betrachten, Amsterdam. Marten Jansz. Brandt, 1624;
geciteerd uit Het tweede Stuck van de Wercken van Mr. W. Teellinck, (1659), 596-597.
70. Over de geschiedenis van het gereformeerde ziekenpastoraat bestaat nog geen sa
menvattend overzicht; vgl. algemeen over de (geneeskundige) armenzorg: P. Bies-
terveld e.a. (red). Het diaconaat. Handboek ten dienste der Diaconieën (Hilversum,
1907) i.h.b. deel I, hoofdstuk 4.
71. Teellinck, Balsem Gileads, 26.
72. Teellinck, Balsem Gileads, 29-31.
73. Teellinck, Een getrouw Bericht, 16.
74. Teellinck, Balsem Gileads, 53.
75. Zie Teellinck. Houweel des Gheestes, 151-153: 'Ghebedt als de Huysvrouwe in arbeyt
is', 153-155: 'Gebedt als den arbeyd swaer commerlick ende bange valt', 155-156:
'Ghebedt als de barende wel verlost is', 156-157: 'Ghebedt als het niet wel en is ghe-
gaen met de verlossinghe, over Moeder ofte kint, ofte over beyde' en 162-163: 'Ghe
bedt voor een vrouw die uyt haer craem opstaet ende uytgaet'.
76. W. Teellinck, Sampson, de Held Gods, ofte stichtelicke verklaringe van de wonderba
re Historie Sampson den Richter Israels (Vlissingen, Antony de Latre, 1625), 14.
77. Teellinck, Balsem Gileads, 59.
84