'Dan D. Thobias Roelsius seydt dat deze Manyouca van Bresilien qualijck voor Inha-
me ghehouden/ een soo schadelyck sap heeft/ dat het door gheen sieden oft andere
konste onschadelijck ghemaeckt en kan worden.17
Verder had hij als collega Adolf Nansius (1584-1635, stadsarts van 1611-1635)
vermoedelijk een zoon van F. Nansius, collega van Roels. Trouwens inmiddels
was de zoon van Tobias, Willem Roels, herhaalde malen raad en schepen ge
weest, evenals Pelletier18. Met Adolf Nansius en K. Frank (1578-1617, stadsarts
1603-1616), zijn ambtgenoten en collegae, vormt Pelletier een triumviraat van
geheel andere aard dan in 1591 Parduyn, De Jonghe en Roels. De term triumvi
raat stamt ditmaal niet van mijn hand, maar uit een strijdschrift door de arts C.
Liens (1580-1636)19. De pamfletstrijd waaruit dit traktaat stamt was de zgn. Mo-
schusstrijd, waarbij het erom ging of het al dan niet verantwoord was een zwan
gere vrouw op een bepaalde indicatie Moschus toe te dienen. Het begon met een
geschrift van de Middelburgse chirurgijn C. Herls (fl. 1602-1625), die in Middel
burg zeer in aanzien stond. Deze strijdvraag leverde een 10-tal geschriften op.
vooral om dat regionale tegenstellingen (Goes-Zierikzee-Middelburg) en be
roepseer (mogen dominees qualitate qua medicijnen toedienen) een rol gingen
spelen. De samenwerking van Pelletier en collegae lag natuurlijk voor de hand,
ook wanneer het niet een twist met de artsen van een naburige stad betrof20.
Altijd waren er in Middelburg drie of vier stadsdoktoren. Onder hun bemoei
enissen viel ook de controle op de chirurgijns-examens. Dit deed Roels, maar
ook Pelletier examineerde bv. gezamenlijk met Herls de chirurgijns. Waar er
niet alleen voor aan de wal, maar ook voor de koopvaardijde vloot, de WIC en
de O.I. Compagnie chirurgijns nodig waren, nam de chirurgijnsopleiding een
belangrijk deel van de aandacht van de stadsarts in beslag21.
Zeker hier in Middelburg, waar zowel een admiraliteit gevestigd was, als een ka
mer van de VOC en de WIC. Geen wonder dat vele chirurgijnsleerboeken Mid
delburg als plaats van verschijnen hadden22. Zo bv. het boek van Herls, dat nog
tot diep in de 18e eeuw gebruikt werd23. Deze compendia doorploegen de leer
stofvoor de chirurgijns in vragen en antwoorden, zoals nog in onze eeuw de Hei-
delbergse of de Roomse Katholieke katechismus. Deze boeken zullen ook een
belangrijke weg zijn geweest via welke de medische wetenschap de chirurgijns
bereikte, naast lessen gegeven door artsen en incidentele mondelinge medede
lingen of adviezen door dezen.
De chirurgijns-compendia werden vaak bewerkt. In 1660 deed dit de Goese arts
F. Gruiwardt (1628-1701) met het boek van Herls en voegde er een aanhangsel
aan toe over de 'ommeloop des bloeds'24. We citeren hieruit een 'vrage':
'Kan u oock de kennisse van deze Om-loop in het aderlaten eenighen dienst doen?'
'Antw. In het Ader-laten is deze kennisse soo dienstigh, als aen een Stier-man de we
tenschap van sijn Compas'25.
Dit citaat geeft niet alleen een indruk van de katechismus-methode, maar illus
treert ook hoezeer de auteurs en bewerkers wilden aansluiten bij de belevings
wereld van hun markt: 'Chirurgijns scheepskist', 'Zeekompas met ziektes naar
16 streken ingedeeld' om enkele voorbeelden van titels te noemen.
Ondanks echter alle onderlinge sociale contacten, die mogelijk waren tussen
Roels, Parduyn en de Jonghe enerzijds en Pelletier en zijn collegae anderzijds en
ondanks een overeenkomende interesse in botanie ontstaat er kennelijk geen
93