met Van Musschenbroek in Utrecht en's Gravesande in Leiden. Opvallend ge
noeg heeft De Munck nooit direkt contact gezocht met bekende Engelse astro
nomen, zoals zijn tijdgenoten Edmund Halley (1656-1742) en James Bradley
(1693-1762). Bradley's ontdekking van de aberratie (uit 1727) lijkt hem aanvan
kelijk ook te zijn ontgaan. De aberratie wordt althans eerst in 1748 in zijn corres
pondentie ter sprake gebracht. Mogelijk speelt bij dit alles een rol dat De Munck
de Engelse taal niet of nauwelijks beheerste. Volgens zijn achterkleinzoon Ac-
kermans was de taal in elk geval een belangrijke reden waarom De Munck 'liever
met de sterrekundigen hier te Lande correspondeerde'.
Een van hen was bijvoorbeeld de in Amsterdam werkzame Martinus Martens
(1707-1762), die omstreeks 1734 was begonnen met een serie natuurkunde-col-
leges voor geïnteresseerde leken. Volgens Van Musschenbroek legde hij met de
ze bezigheid 'niet weinig Lof' in. Het zou hem in 1743 het ambt opleveren van
lector in de wis-, sterren- en zeevaartkunde aan de Illustere School van Amster
dam14.
Maar behalve met zijn voordrachten hield Martens zich ook aktief met sterren
kundige observaties bezig. In de jaren 1738-1761 zijn de resultaten daarvan veel
vuldig met De Munck uitgewisseld. Via Martens betrok De Munck ook een
groot deel van zijn boeken, zoals de Connoissance des Temps en de sterrenkun
dige tafels van Whiston, Manfredi, Cassini en anderen. Martens bracht hem bo
vendien in contact met de mathematicus Nicolaas Struijck (1686-1768) en de
boekhandelaar Isaac Tirion, een bekend uitgever van natuurwetenschappelijke
werken.
Andere personen met wie De Munck rond 1740 correspondeerde waren Simon
Panser, 'Stads-mathematicus en Leermeester der Navigatie en Wiskonst' te
Embden, Jacob Thomas Roelants, 'gesworen Lantmeter' te Antwerpen en de
gebroeders Gerrit en Adriaan Spinder, eveneens landmeters en amateur-astro
nomen in respectievelijk Krommenie en Haarlem'4a. Al met al lijkt de populari
sering van de natuurwetenschappen (voor zover dit de astronomie betrof) ver
scheidene willige slachtoffers te maken in kringen van wiskundige geschoolde
vaklieden, zoals landmeters en privaat-docenten. Met deze vakbroeders (waar
van in bijlage 3 een overzicht wordt gegeven) zal De Munck gedurende enige de
cennia corresponderen. Opeen deel van de problemen die hij in deze briefwisse
ling aan de orde stelde zal verderop nog worden teruggekomen.
Publicaties
De Munck's waarnemingen hebben geleid tot een viertal afzonderlijke publica
ties, terwijl van een voorgenomen uitgave van zijn verzamelde observaties een
veertigtal bladzijden in drukproef bewaard zijn gebleven. We zullen ze in chro
nologische volgorde bespreken.
a. Het pamflet over de Mercuriusovergang van 1743.
In 1742 trad De Munck voor het eerst in de publiciteit door de uitgave van een
groot plano vel getiteld: Afbeelding van eenefraaijeen zeldzaame Astronomische
Verschijning van Mercurius met de Zon, Dewelke zig zal vertoonen in 't jaar 1743,
den 5. Novemberl>Hierin presenteerde hij de uitkomst van een berekening die
hij met betrekking tot deze overgang had gemaakt. Voor zes steden in Europa
118