V. OBSERVATIES EN OBSERVATIE-TECHNIEKEN
De komeetwaarnemingen van 1737, 1742, 1744 en 1748
Kometen zijn bijzonder fascinerende hemellichamen. Ze verschijnen vaak on
verwacht, vertonen regelmatig een spectaculaire gedaante en verdwijnen ver
volgens weer in het niets. Kometen hebben dan ook altijd tot de verbeelding van
mensen gesproken. Hoe vaak is een komeet immers niet aangezien voor een vin
gerwijzing Gods, een waarschuwing voor onheilen en ziekten. Het is de ver
dienste van Halley geweest dat hij de kometen de plaats gegeven heeft die ze ver
dienen, namelijk die van hemellichamen welke, net als de planeten, gehoorza
men aan de bewegingswetten van Newton1.
Ook in de Nederlanden zijn deze nieuwe wetenschappelijke inzichten spoedig
doorgedrongenWas er ten tij de van de verschij ning van de kometen van 1680 en
1682 nog een drukke polemiek gevoerd omtrent het veronderstelde bovenna
tuurlijke karakter van de staartsterren, in 1737 ontving men een komeet rustig
en belangstellend met kij ker en passer2. Daarmee was nog niet alle bijgeloof ver
dwenen, maar de algemene houding was toch wel veranderd.
Van De Munck is het bekend dat hij tenminste vijf kometen heeft waargeno
men. Van twee kometen zou hij zelfs de eerste ontdekker genoemd kunnen wor
den, al is dat (nog) niet officieel erkend3. Aangezien de ontdekking van een ko
meet een toevalstreffer is, geeft dit wel aan dat hij zeer frequent op zij n observa
torium in de nachtelijke hemel aan het speuren is geweest.
Van zijn eerste komeet-waarnemingen is weinig bekend. Een bericht van de ob
servaties van de kometen van 1737 en 1742 moet hij in 'een krant' hebben gepu
bliceerd, maar we zijn er helaas niet in geslaagd om deze verslagjes te achterha
len. Volgens zijn achterkleinzoon Ackermans heeft hij over de komeet van 1737
gecorrespondeerd met Cassini in Parijs, met 's Gravesande in Leiden, met Van
Musschenbroek in Utrecht, en met Simon Panser in Embden. Veel meer dan de
uitwisseling van meetgegevens zal dit wel niet geweest zijn. Een dergelijke lijst
van waargenomen posities van de - slechts zelden waargenomen - komeet van
1742, hebben we althans aangetroffen in het archief van De Munck's correspon
dent Dirk Klinkenberg.
Met hem schrijft hij ook over de beroemde komeet van 1744, waarvan Klinken
berg als de ontdekker genoteerd staat, maar die door De Munck al iets eerder
was waargenomen4. Dank zij het boekje dat De Munck naar aanleiding van deze
verschijning heeft uitgegeven weten we ook iets omtrent zijn ideeën aangaande
de aard van een komeet. Een komeet moet een 'wonderbaar samenstel wezen',
zo stelt hij vast. Geheel anders van constructie dan de planeten, die immers ook
door de zon beschenen worden, maar die toch nooit een staart vertonen.
Vooral het ontstaan van die staart boeit hem. Wordt deze gevormd doordat een
komeet 'een brandbaar vast Lichaam is, dat door de nabyheid van de Zon ontsto
ken wordt'? Of ontstaat een staart juist door een 'inwendig vuur, gelyk onze
brandende bergen'en 'berst het bepaaldelyk te dier plaats uit door de medewer
king der Zon'? Of is het 'eene vloey-stof'die uit het 'Lichaam van de Comeet'
wordt uitgeworpen, en die we door de terugkaatsende zonnestralen kunnen
waarnemen?
Opmerkelijk is dat De Munck de vorming van een staart door de eigenbeweging
128