beginjaren een volstrekt gebrek aan kennis omtrent recente natuurwetenschap
pelijke ontwikkelingen"
Ook een enigszins in de materie ingevoerde regent als Van de Perre, een man die
met redelijk succes experimenten en waarnemingen wist uit te voeren, was niet
in staat om onderscheid te maken tussen begrippen als demonstratieve waarde
en wetenschappelijke betekenis. Een planetarium dat hij in de jaren 1783-1786
liet bouwen werd door een team van deskundigen van de Hollandsche Maat
schappij der Wetenschappen volstrekt afgekraakt op het punt van de weten
schappelijke pretentie".
Was dit nu het sterrenkundig erfgoed van De Munck, of valt er ook een optimis
tischer beeld te schetsen?
Inderdaad kunnen we naar aanleiding van de bovengenoemde constateringen
nog wel iets opmerken. Zo lijkt de door Mijnhardt gesignaleerde scheiding in het
begin van De Munck's wetenschappelijke carrière niet of althans minder sterk
aanwezig. Er bestaan bijvoorbeeld geregeld wetenschappelijke contacten tus
sen De Munck en leden van het regentengeslacht Radermacher. Vermoedelijk is
het contact met Johan Cornelis Radermacher het meest verstrekkend geweest.
Samen met zijn broer Samuel Radermacher had De Munck hem in 1722 tot fi
nanciële deelname weten te bewegen in de nog op te richten 'Societeijt der Zaag
molens13. Evenals zovelen moet J.C. Radermacher sterk beïnvloed zijn door de
reeds in hoofdstuk drie genoemde Desaguliers, een man die niet alleen school
maakte als verspreider van de Newtoniaanse natuurkunde, maar die bovendien
als Grootmeester van de Engelse vrijmetselarij de maijonnieke beginselen op
het Europse vasteland trachtte te introduceren14. Vast staat in elk geval dat J.C.
Radermacher in 1735 de eerste Grootmeester is geworden van de Hollandse vrij
metselarij15. Hij was toen inmiddels naar Den Haag verhuisd, waar hij tot rent
meester over de prinselijke domeinen was benoemd. Daarnaast heeft Raderma
cher Desaguliers ook in de aktieve wetenschapsbeoefening nagevolgd. Zo sti
muleert hij in 1747 prins Willem IV tot de aankoop van enige astronomische en
landmeetkundige instrumenten, waaronder een door hemzelf verbeterd hoek-
meetinstrument van Franse origine16. Het mag dan ook geen wonder heten dat
hij degene is geweest die De Munck voor de benoeming tot stadhouderlijk astro
noom heeft voorgedragen.
Maar ook J.C.'s broer Samuel Radermacher blijkt niet ongevoelig te zijn ge
weest voor de toepassing van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. Als
bewindhebber der Oostindische Compagnie volgt hij nauwlettend de experi
menten die in de jaren 1731 - 1736 zijn uitgevoerd met recent uitgevonden instru
menten 17De doelstelling daarbij was het bereiken van een nauwkeuriger navi
gatie.
Het dossier van Samuel Radermacher hierover heeft aangelegd weerspiegelt
duidelijk zijn interesse. De beide regenten Radermacher betonen kortom een
meer dan oppervlakkige wetenschappelijke belangstelling. Ze hebben boven
dien oog voor het maatschappelij k belang van wetenschappelijke kennis. Dit uit
zich ook in hun relatie tot De Munck, die verdergaat dan het puur zakelijke con
tact. Niet voor niets wordt het proefschrift van De Munck's zoon Abraham mede
aan Samuel Radermacher opgedragen18. Van Samuel weten we bovendien met
zekerheid dat hij heeft deelgenomen aan sterrenkundige waarnemingen op De
Munck's observatorium. Een van deze gebeurtenissen, de observatie van de ge
ruchtmakende Venus-passage van 1761, weet Samuel's zoon Daniël Raderma-
142