cher zich rond 1800 nog goed te herinneren1''. Hij is dan president van de beide
Natuurkundige Gezelschappen, en memoreert het voorval tijdens een tweetal
sterrenkundige voordrachten. De wijze waarop hij echter van deze gebeurtenis
verslag doet illustreert eens te meer tot op welke droevig niveau de sterrenkundi
ge kennis van de Walcherse regenten inmiddels gezakt was20.
Want wat was volgens deze Radermacher het belang van deze Venuspassage ge
weest? Zeker niet de in alle landen nagestreefde bepaling van de astronomische
eenheid, want hierover zwijgt hij in alle talen. Evenmin noemt hij De Munck's
verbeterde opgave van de diameter van Venus. Nee, volgens Daniël Raderma
cher was het meest opmerkelijke aan de Venus-overgang geweest dat Venus zich
op de Zonneschijf had vertoond 'zoo zwart als een kladjen inkt'. Hiermee was
volgens Radermacher dan het bewijs geleverd dat Venus een ondoorzichtig li
chaam was, dat kennelijk ook geen licht van zichzelf uitzond.
Gelukkig voor De Munck is zijn astronomisch erfgoed beter behandeld in het
tweede wetenschappelijke circuit: de maatschappelijke laag onder de regenten,
waarin meer technisch geschoolde mensen aanwezig warenHet verschil in diep
gang van de wetenschappelijke interesse tussen deze beide maatschappelijke ge
ledingen lijkt zich ook te weerspiegelen in de verdeling van de intekenaren op
het sterrenkundige standaardwerk van Lalande, waarvan de Nederlandse verta
ling in 1773 verscheen21Van de in totaal 22 Walcherse intekenaren behoren er
slechts twee tot regenten-families. Het leeuwendeel van de exemplaren gaat
naar intekenaren afkomstig uit de burgerij. Het is dan ook binnen deze burgerij
dat De Munck's observatorium de grootste uitstraling heeft gehad. Van een
meer dan gemiddelde sterrenkundige belangstelling zijn vooral sporen te vinden
binnen de kleine groep van getrouwen rond het voormalige gezelschap van Le-
onardus Stocke.
Van de door Stocke in 1746 genoemde leden komen we Andries van der Poest te
gen als de schrijver van een verhandeling over de beweging van de aarde rond de
zon (1775)22; treffen we de koopman Jan Bomme aan als intekenaar op Lalande,
en horen we over Pieter de Timmerman zeggen dat hij 'een liefhebber en kenner'
was van de wiskunde en wijsbegeerte. Een man, die zich 'met lust spiegelde in 's
Hemels Stargewelven'23.
Daarnaast verschijnen er nieuwe gezichten in deze vriendenkring. Bijvoorbeeld
de rector van de Latijnse school, de wiskundig geschoolde Willem Otto Reitz,
die De Munck bij zijn waarnemingen van 1761 assisteert24. Dat zelfde doet ook
een employé van de Oostindische Compagnie, een zekere Philippus Roderbeek.
die eveneens als een 'zeer ervaren wiskundige' wordt omschreven23.
Ook de tweede generatie blijkt mee te gaan doen. Allereerst De Munck's eigen
zonen, maar daarnaast ook die van Jan Bomme. De jonge Leendert Bomme
treedt enthousiast in de voetsporen van zijn vader. Zo neemt hij enige jaren deel
aan een 'Physisch Gezelschap' dat onder leiding staat van de doopsgezinde pre
dikant en oogarts Johannes Nettis, eveneens een man met een onmiskenbare
sterrenkundige belangstelling. De in dit gezelschap ontvangen natuurweten
schappelijke vorming zal Bomme's leven sterk beïnvloeden. Tot aan zijn dood
zal hij zich aktief voorde natuurwetenschappen inzetten. Hij vestigt zelfs een be
scheiden naam als bioloog, maar daarnaast blijkt hij ook incidenteel astronomi
sche en meteorologische waarnemingen te hebben verricht. Zijn woning blijkt in
1779 te zijn uitgerust met een sterrenkijkersplat21'.
De sterkste gedrevenheid tot de astronomie komen we echter tegen bij Petronel-
143