dit kreeg nu steeds meer zijn beslag in vrij natuuronderzoek. Door de veelheid
der nieuwe verschijnselen werd men er zich meer dan voorheen van bewust dat
er inderdaad veel meer is in de natuur dan datgene waar de Bijbel over spreekt
en dat we dat 'meer' alleen kunnen kennen door onderzoek. Men was ervan
overtuigd dat God geëerd wordt door dit onderzoek: het is immers Zijn schep
ping die we doorvorsen. Op deze wijze vult natuuronderzoek de openbaring
aan. En omdat een botsing tussen rede en openbaring in deze optiek onmogelijk
is, heeft het redelijk denken zowel binnen als buiten het terrein van de openba
ring bewijskracht, ook op het gebied van de natuurwetenschappen, waar de na
tuurwetten, de harmonie en de orde in de natuurverschijnselen onontkoombaar
zouden heenwijzen naar een Schepper, die ook Onderhouder is21.
FYSICO-THEOLOGIE
In de achttiende eeuw komt dan ook een stroming op die zich ten doel stelt door
middel van natuuronderzoek het christelijk geloof te verdedigen, allereerst het
geloof in de scheppende en onderhoudende activiteit van God, en in het verleng
de hiervan wil men laten zien dat ook het geloof in de bijzondere openbaring al
leszins redelijk is. Deze zogenaamde fysico-theologie is te beschouwen als een
onderdeel van de natuurlijke theologie". Zij beschouwt de natuur als een onuit
puttelijk arsenaal van krachtige bewijzen voor het bestaan van God en is ervan
overtuigd dat de natuur ons kennis verschaft van Zijn eigenschappen. In feite
wordt de natuur de eerste en voornaamste plaats van Gods zelfopenbaring. Het
betreft hier niet de natuur in haar abstracte eigenschappen, bijvoorbeeld haar
noodzakelijkheid of haar contingentie, maar de natuur in haar concrete, aan
schouwelijke gedaante, niet de natuur als object van bespiegeling allereerst,
maar als voorwerp van experimenteel onderzoek22. Weliswaar was er reeds eer
der door onderzoekers gewezen op Gods aanwezigheid en macht in de natuur,
maar dan betrof dit vooral spontane en ongezochte ervaringen, die hen als het
ware overweldigden. Men denke bijvoorbeeld aan Kepler24. Het nieuwe van de
fysico-theologie is dat het een specialisme wordt. Velen gaan bewust en systema
tisch natuuronderzoek verrichten om bewijzen voor Gods macht, wijsheid en
goedheid op te sporen. Heel wat achttiende-eeuws natuuronderzoek staat met
deze doelstelling in verband.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Van Musschenbroek hierover in zijn reeds
geciteerde inleiding eveneens spreekt en een nauwe verbinding legt tussen ge
loof en wetenschap, wanneer hij opmerkt dat degenen die nu zo veel belangstel
ling hebben voor experimenteel natuuronderzoek
'eerst door het leezen der voortreffelyke Waereldbeschouwingen van den godvruchti-
gen en wyzen Heer Nieuwentyt opgewekt zyn geworden om de groote verborgenthe-
denin de geschapen lighaamen van den Almagtigen Maaker gelegd, te zien en te lee-
ren kennen'25.
De hier door Van Musschenbroek genoemde 'wyzen Heer' was de Purmerendse
burgemeester en arts Bernard Nieuwentyt (1654-1718), wiens vele malen her
drukte en vertaalde Het regt gebruik der Werelt beschouwingen, ter overtuiginge
van ongelovigen en ongodisten aangetoont (1715) aan het begin stond van een in-
184