16. G.E. Christianson, In the Presence of the Creator, Isaac Newton and His Times (New
York/London, 1984), 'Preface', XIV.
17. Verg. de uitspraak van R. Cotes: 'Newton's distinguished work will be the safest pro
tection against the attacks of atheists, and nowhere more surely than from this quiver
can one draw forth missiles against the band of godless men', in: Sir Isaac Newton's
Mathematical principles of natural philosophy and his system of the world, Engelse
vert, van de 3e ed. van Newton, Principia van A. Motte, herzien door F. Cajori (Ber
keley/Los Angeles, 1934) 'Cotes' Preface tot the second edition,' p. XXXIII; Newton
zelf schreef aan de classicus en theoloog Richard Bentley (1662-1742), een van de eer
sten van de bedoelde apologeten: 'When I wrote my treatise about our Systeme I had
an eye upon such Principles as might work with considering men for the beleife of a
Deity and nothing can rejoyce me more then to find it useful! for that purpose', ed.
I B. Cohen andR.E. Schofield, Isaac Newton's Papers and Letters on Natural Philos
ophy (Cambridge, 1958), 280; Ypeij en Dermout definiëren 'deïsme' als volgt: Deïs
ten waren zij 'die de godsdienstleer der rede zeer hoge verhieven als genoegzaam tot
bevordering van 's menschen zedelijke belangen, maar geen geopenbaarde gods
dienstleer erkenden'. Volgens hen waren er in de eerste helft van de achttiende eeuw
geen 'echte' atheïsten in ons land. Wel maakten zij onderscheid tussen 'grove' en
'minder uitsporige' deïsten. A. Ypeij en I J. Dermout, Geschiedenis der Nederland-
sche Hervormde Kerk, deel III (Breda, 1824), 338-339, 341; E.J. Dijksterhuis,
'Christendom en Natuurwetenschap. Over hun betrekkingen in de loop der eeuwen',
in Nederl. Theologisch Tijdschrift 12 (1957-1958), 321-342, ihb. 335.
18. Verg. hiervoor onder andere P. Hazard, La crise de la conscience européenne 1680-
1715, 3 vols (Paris, 1935) vol.1, ch. 1: 'De la stabilité au mouvement'.
19. J. Bots, Tussen Descartes en Darwin; Geloof en Natuurwetenschap in de achttiende
eeuw in Nederland (Assen, 1972), 13-16; J. Bots, 'Geloof en natuurwetenschap in de
achttiende eeuw', in Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw, nr. 19-20
(1973), 19-34.
20. Bots, Descartes, 123.
21Bots, Descartes, 123; J. Dillenburger, Protestant Thought and Natural Science (Gar
den City, New York, 1960), ch.V: 'The Apologetic Defense of Christianity'.
22. Hooykaas, 'Natuurwetenschap', 16; verg. R. Hooykaas, Robert Boyle, een studie
over natuurwetenschap en christendom (Loosduinen, z.j.), 63,66, 115, ook in Orgaan
van de Christelijke Vereeniging voor Natuur- en Geneeskundigen in Nederland 1942)
extra aflevering.
23. Verg. de definitie van Bots, Descartes, 2,5,11 en 2 noot 2; W.W. Mijnhardt, 'De Ne
derlandse Verlichting: een terreinverkenning', in Figuren en configuraties. Acht op
stellen aangeboden aan J.C. Boogman (Groningen, 1979), 1-25, ihb. 11. (Instituut
voor Geschiedenis der Rijksuniversiteit te Utrecht, Historische Studies, deel
XXXVII.)
24. Verg. Hooykaas, Robert Boyle, 121het spontane en jubelende, dat in Kepler zo
bekoort.'
25. Van Musschenbroek. Beginselen, 'Voorreden' [p. 1]
26. Voor de verspreiding van Nieuwentyts boek - diverse herdrukken in Nederland en
verscheidene vertalingen - zie men Bots, Descartes, 16-23, 203.
27. In 1743 verscheen Nic. Duyn, Nuttige en Noodige Oeffening, of Kort Vertoog dat de
Natuur- en Sterrekunde en meer andere Weetenschappen den mensch opleiden en aan
zetten tot de kennisse Gods en zijn Dienst [enz.]. Haarlem, 1743; Bots, Descartes, 60-
64.
28. De werken van W. Derham, Astro-theology [etc], London, 1714, en Physico-theolo-
gy [etc.], London, 1715, werden vertaald als Godgeleerde Starrekunde [enz.], Lei
den, 1728 en God-leerende natuurkunde [enz.], Leiden, 1728.
199