nadruk op dergelijke discipines achtte men nadelig voor die takken van weten
schap die men als de kern van het humanistische beschavingsideaal beschouwde:
theologie, geschiedenis en (klassieke) letteren. Overigens moet men hiernietuit
afleiden dat de belangstelling van dit publiekssegment zich tot deze weten
schapsgebieden beperkte. Het boekhandelsarchief wijst uit dat men hiernaast
ook romans, tijdschriften en andere populaire verpozingsliteratuur aanschafte.
Het kenmerkende van deze kleine groep was dat ze zich op beide cultuurterrei
nen bewoog.
Praktisch de gehele publieksgroei kwam de ontwikkeldensector ten goede. Dit
publiekssegment werd met name vertegenwoordigd door het Nut en een groot
deel van de leesgezelschappen. De sociale samenstelling van deze groep had een
gemeleerd karakter. Delen van de maatschappelijke elite, van de brede burgerij
en van de hogere middenstand behoorden hiertoe. Bij deze groep was de belang
stelling voor de natuurwetenschappen uiterst klein en ook nu bleef dit, afgezien
dan de lectuur noodzakelijk voor het primaire technische en rekenonderwijs, tot
de fysico-theologie beperkt. Van grote interesse voor hoogtepunten uit de con
temporaine literatuur of voor recente wetenschappelijke ontwikkelingen, afge
zien dan van die in het eigen vakgebied, was evenmin sprake. Makkelijk verteer
bare romans, populair-historische werken en reisbeschrijvingen genoten verre
de voorkeur.
De natuurwetenschappen, die rond 1780 nog een groot deel van het toenmalige
culturele publiek wisten te fascineren, hadden de aansluiting bij het nieuwe ont-
wikkeldenpubliek dat de meeste groeikansen te zien had gegeven, gemist. Om
dat daarnaast de fysico-theologie, die de kern van deze belangstelling had uitge
maakt, inmiddels over haar hoogtepunt heen was en niet door een authentieke
belangstelling voor de natuurwetenschap en haar toepassingsgebieden was ver
vangen, was er van een integratie van de natuurwetenschap in het cultuurpa
troon, laat staan van een paradigmawisseling van historie- naar natuurbeeld, om
Huizinga te parafraseren, omstreeks 1810 op Walcheren nog geen sprake. Eerst
de onderwijshervormingen van Thorbecke in de tweede helft van de negentien
de eeuw, die grondig onderwijs in de bètavakken mogelijk maakten, zouden een
nieuw natuurwetenschappelijk geïnteresseerd publiek in het leven roepen.
224