woord vooraf
In dit themanummer van het archief van het koninklijk zeeuwsch genoot
schap der wetenschappen treft u een aantal bijdragen aan over aspecten van
wetenschapsbeoefening in Zeeland.
De gepresenteerde artikelen vormen de schriftelijke neerslag van enkele voor
drachten, die gehouden zijn op het tiende Benelux congres voor de Geschiedenis
der Wetenschappen. Dit congres vond plaats van 25 tot 27 april 1986, in de
Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg.
Een dergelijk congres wordt iedere drie jaar georganiseerd, steeds op een ande
re plaats in de Benelux en telkens met een ander thema. Ditmaal was het voor
het eerst dat de wetenschapsgeschiedenis van een bepaald gewest centraal stond.
Onder de congres-titel 'Worstelende Wetenschap' is door de deelnemers vooral
aandacht besteed aan de plaats van de beoefening van de geneeskunde, wiskun
de en natuurwetenschappen in Zeeland. Hierbij is geprobeerd om een en ander
af te zetten tegen de achtergrond van de meer algemene wetenschapsontwikke
ling in de Nederlanden. Ontwikkelingen in andere vakgebieden, zoals bijvoor
beeld de letterkunde, zijn dus bewust buiten beschouwing gebleven.
Een lokale benadering van de geschiedenis van verschillende wetenschappelijke
disciplines kan soms zeer aardig laten zien hoe recente wetenschappelijke ont
wikkelingen gevolgd of gewaardeerd werden. Immers, het 'ontvangende' pu
bliek bestaat in zo'n geval meestal niet uit een groepje geleerden, die uit hoofde
van hun professie toch al in wetenschappelijke ontwikkelingen geïnteresseerd
zijn. In de lokale situatie is de gebruikersgroep doorgaans een verzameling van
meer of minder gewone burgers. Welke rol vervulde de wetenschap nu bij zo'n
groep, en welke mogelijkheden waren ervoor hen om een wetenschappelijke in
teresse inhoud te geven?
Juist het feit dat Zeeland nooit een eigen wetenschappelijk centrum in de vorm
van een universiteit heeft bezeten, maakt in deze provincie een lokale benade
ring interessant. Daarbij dringt zich onvermijdelijk ook de vraag op, waarom
zo'n welvarend gewest in het verleden nooit de verwezenlijking heeft gezien van
een eigen hogeschool. Aan dit probleem is dan ook de eerste bijdrage in deze
bundel gewijd.
Gegeven dit gemis, dan blijft de vraag, of, en zo ja, op welke manieren bij welke
groepen van de bevolking, de interesse voor de (natuur-)wetenschappen wel ge
stalte heeft gekregenZij n er in dit gewest mogelij k andere instellingen of perso
nen geweest, die een wetenschappelijke centrumfunctie hebben ingenomen?
En diegenen tenslotte, die recent wetenschappelijk werk bijhielden, namen de
ze ook daadwerkelijk de stap tot een aktieve vorm van wetenschapsbeoefening?
Werd er kortom ook eigen onderzoek verricht, en zo ja vanuit welke motivatie?
Afhankelijk van de uitkomst van deze vraag zou men zich immers kunnen afvra
gen of er eigenlijk wel gesproken mag worden over zoiets als een Zeeuwse we
tenschapsgeschiedenis.
5