derlandse geneesheren en chirurgijns, waaronder 18 Zeeuwen (ruim 20%), en
het is wel zeker dat deze registers lang niet alle namen van studenten bevatten8".
Lering via de schooldoor autodidaxie of via het genootschapswezenalgemeen-
traditionele en gewestelijke wetenschapstradities, klassieke en nieuwe vormen
van wetenschapsoverdracht raken en overlappen elkaar dus in personen en in
bepaalde groepen of milieus, maar binnen dat geheel aan persoonlijke levensge
schiedenissen vormen zij evenzoveel gescheiden circuits met onderling verschil
lende doeleinden. Verder onderzoek naar de samenstelling van die circuits, de
aard van de wetenschapsbeoefening of -overdracht die er plaatsvond, en de rela
tie tussen beide81, zal ons ongetwijfeld kunnen leren of de hierboven geformu
leerde hypothese de eigenheid van de Zeeuwse ontwikkeling genoegzaam kan
verklaren.
Het probleem tekent zich kernachtig af in het conflict dat rector E.C. d'Engel-
bronner in 1813 tegenover de curatoren van Latijnse school en Athenaeum van
Middelburg (Joh. de Fremery, A. Drijfhout en J.A. Moens) stelde. Beide par
tijen waren diep doordrongen van de waarde van de klassiek-humanistische op
voeding, maar zagen evenzeer de noodzaak in van een vernieuwing van het cur
riculum door de instelling van een leerstoel in de (gezien de omstandigheden
Franse) taal- en letterkunde. De vraag was waar. Curatoren wensten haar aan
het Athenaeum, waar het Frans een (verre, zoniet dode) wetenschap zou blij
ven, D'Engelbronner pleitte voor de Latijnse school, waar het Frans een ge-
bruikstaal zou worden. Cultuurtaal versus gebruikstaak een radicaal verschil
lend perspectief vanuit een identiek vertrekpunt82.
25