rikzee, waarin deze hun prijssysteem uiteenzetten. Hij bespeurt een 'seer groot
disproportie' in elk systeem en probeert een eerlijke prijsverdeling te vinden. In
1621 werd hij met de heren Mr. Corn. Bruyne en Johan van Stapelen 'gecommit-
teert tot het stellen van den pas van den broode', dat wil zeggen belast met het
vervaardigen van een prijzentabel voor brood.
De heren begonnen met proefbakkingen. Zij kochten op de Goese graanmarkt
een zak graan en lieten die verwerken tot brood, waarbij zij nauwkeurig de kos
ten noteerden. Dit deden zij voor wit brood, fijn tarwebrood, grof tarwebrood,
roggebrood en masteluinen brood (masteluin is een mengsel van half tarwe en
half rogge). Voor fijn tarwebrood stelde Eversdyck de volgende berekeningen
op:
Van een sack broot den prys.
dragen op en van de mole 0.2 d.w.z. 0 schellingen 2 grooten
impost 2.0
maelgelt boven 21b meel 0.4
'tbuelen 0.6
2 pinten gist 1.0
16 pinten melck 3.4
voort backen 1.6
backersprofyt 2.0
6 eyers om te stryken 0.3
11.1
1 sack witte terwepuyck 24.0
somma 35.1
cort voor 441b cornel 1.9 d.w.z. opbrengst van dezemeien
blyft 33.4
Hiervoor is aen gebacken broot 119 lb 24 loot
Facit voor gebacken broot voor 2 denaren 19 loot 11ls cleyn
Voor uytslach 1 1hs cleyn, blyft 19 loot.
Zonder melk, zo meldt hij, zou een brood van 2 denaren 21 loot 1 cleyn wegen.
Als de graanprijs verandert, wordt het gewicht gewijzigd. De vraag is: hoe? In
het 'Claddebouck' ontbreekt het antwoord. Veel later stelt de rekenmeester een
evenredigheid op, waarmee de nieuwe prijs kan worden berekend. Deze vinden
we in zijn Pasteboeck van 1663.
Aan de hand van bovenstaande berekening kan de procentuele opbouw van de
broodprijs worden berekend. We krijgen dan:
Grondstoffen:
tarwe gist melk eieren zemelen 80,5%
Belasting 6
Loonkosten:
dragen malen builen bakken verkoop 13,5%
100
55