ZEEUWSE PIËTISTEN EN DE GENEESKUNDE
IN DE EERSTE HELFT VAN DE 17e EEUW.
EEN VERKENNING VAN HET WERK VAN W. TEELLINCK EN G.C. UDEMANS
door prof. dr M.J. van Lieburg
Opgedragen aan de nagedachtenis van Ds. A.
Vergunst (1926-1981), biograaf van G.C. Udemans.
Terwijl in de geschiedenis der natuurwetenschappen de relatie tussen geloof en
wetenschap van de 17e eeuw al enkele decennia het thema van intensieve discus
sies vormt kan de religieuze dimensie in de geschiedenis van de 17e eeuwse ge
neeskunde slechts bogen op een nog jonge belangstelling2. Dat geldt niet alleen
voor de medisch-biologische pendant van de fysico-theologie zoals met name
door Pagel aan de orde is gesteld3, maar in het bijzonder ook de relatie tussen de
medische praktijk en praktische theologie, tussen predikant en medicus en tus
sen de gelovige en de medische concepties en medische-sociale structuren van de
17e eeuw. In dat verband verdienen met name de studies te worden genoemd die
in 1985 onder redactie van Roy Porter zijn gepubliceerd onder de titel Patients
and practitioners*waaronder de bijdrage van Andrew Wear over de 'puritan
perceptions of illness' in het 17e eeuwse Engeland voor de onderhavige studie
van bijzondere betekenis is6.
Deze niet-synchrone historiografische ontwikkeling op het terrein der natuur
wetenschappen en geneeskunde verloopt op tenminste twee punten toch opval
lend parallel. Ten eerste spelen bij beide de algemeen-historische, culturele en
sociale wetenschappen een belangrijke rol. Voor de natuurwetenschappen kun
nen met name de studies van Robert K. Merton worden genoemd6, terwijl voor
de geneeskunde de publikaties van onder anderen Philippe Ariès, Michel Fou-
cault, Thomas Szars en Charles Webster bepalend zijn geweest7. Ten tweede is
zowel voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen als van de geneeskun
de het puritanisme en de daaraan verwante religieuze stromingen het vertrek
punt geweest voor het onderzoek naar de historische relaties, i.e. spanningsvolle
relaties tussen geloof en wetenschap. Als vanzelf valt daarmee het geografisch
accent voor de 17e eeuw op Engeland, waar het puritanisme zowel in kerk en
staat als op sociaal-cultureel terrein in deze eeuw een dominerende rol heeft ge
speeld8. Voor de 18e eeuw daarentegen ligt het accent op Duitsland, waar het
(evangelisch) piëtisme zich onder aanvoering van Philipp Jakob Spener 1635-
1705) en August Herman Francke (1663-1727) tot een belangrijke cultuurhisto
rische beweging had ontwikkeld9.
Wanneer in deze bijdrage een klein onderdeel van de Nederlandse ontwikkeling
van de relatie geloof-geneeskunde aan de orde zal worden gesteld, namelijk de
houding van een tweetal Zeeuwse predikanten tegenover de medische weten
schap en de genees- en heelkundige praktijk, is het noodzakelijk om vooraf in
grove trekken een kerkhistorische plaatsbepaling van het Nederlandse piëtisme
te geven1". Sprekend over het piëtisme als een protestantse, kerkelijke hervor
mingsbeweging in de 17e en 18e eeuw maakt men meestal onderscheid tussen
een drietal nationale parallelstromingen: het puritanisme in Engeland, de bewe-
63