DS. HERMANUS JOHANNES KROM:
WORSTELEN MET 'GELOOF EN WETENSCHAP'
door dr C. de Pater
INLEIDING
Het eerste min of meer moderne natuurkundeleerboek dat in het Nederlands
verscheen was het werk Beginselen der Natuurkunde (1736) van Petrus van Mus-
schenbroek, hoogleraar wijsbegeerte, wiskunde en astronomie te Utrecht, In de
'Voorreden' merkt de schrijver op:
'Nooit heeft men in het vereenigd Nederland meer Liefhebbers der Natuurkunde ont
moet, als in onzen tegenwoordigen tyd: want niet alleen bloeit deze wetenschap onder
de meeste Geleerden, maar ook by veele voornaame Kooplieden, en menschen van al
lerlei rang en waardigheid'1.
Men kan inderdaad stellen dat er misschien geen eeuw geweest is, waarin de na
tuurwetenschap zoveel betekenis kreeg voor het algemene culturele leven als
juist in de achttiende eeuw2. Niet langer trokken alleen de praktische toepassin
gen de aandacht, maar er was ook grote belangstelling voor de kennis van de na
tuur op zichzelf, al was het dan misschien bij velen terwille van een aangename
tijdpassering3. Ook al zijn er ongetwijfeld meerdere factoren die tot deze ont
wikkeling geleid hebben, één oorzaak is in elk geval duidelijk aanwijsbaar: de
opkomst van het newtonianisme. Hoewel slechts weinigen Newtons hoofdwerk
Philosophiae naturalis principia mathematica4gewoonlijk aangeduid als de
Principia( 1687), begrepen, sprak de daarin doorhem behandelde gravitatie, zo
als deze in populariserende werken uiteengezet werd, tot de verbeelding van een
breed publiek. Een theorie waarmee blijkbaar de meest uiteenlopende kosmi
sche verschijnselen konden worden verklaard, inclusief de valbeweging, eb en
vloed en de afplatting van de polen, moest wel de grondwet van de kosmos zijn5.
Niet alleen de gravitatie, maar ook Newtons optische experimenten (kleurschif
ting) maakten diepe indruk op het brede, geletterde publiek. De beeldspraak
ligt dan ook voor het grijpen. In zijn De Newtoniaansche Wysbegeerte voor de
Vrouwen (1767) spreekt Algarotti van het 'Newtonniaansch licht' dat de 'Carte-
ziaansche harzenschimmen' doet verdwijnen''. Voor wie dit te prozaïsch vindt,
volgen hier de bijna obligate regels van Alexander Pope (1688-1744):
Nature and Nature's laws lay hid in night.
God said: Let Newton be!' and all was light.1
Daarnaast wil ik de Nederlandse filoloog en wiskundige Pieter Nieuwland (1764-
1794) nog aan het woord laten, voor wie Newton degene was,
Die het eerst den sterveling tot licht van kennis riep
Wiens geest het grootsch gesticht van ware wijsheid schiep,
De nevelen van waan en twijfling deed verdwijnen
En goddelijken glans in sterfelijke oogen schijnen.8
Het succes van Newtons methode in de natuurwetenschappen deed de gedachte
ontstaan dat zij in alle wetenschappen diende te worden toegepast. De mathe
matische denkwijze, de empirische methode, de inductieve aanpak en het analo
giebeginsel, zouden het geluk en het welzijn van de mensen sterk verhogen, in-
182