12 EEN DOORE GEOPENT Nederlanden Engeland moest worden aangevallen met behulp van een grote vloot, de Armada. Doel was, het voor hem gevaarlijke regime van Elisabeth omver te werpen. Parma, hoewel hij deze opzet verwierp, besefte dat hij een goede haven nodig had voor een overtocht van zijn troepen. Oostende bleek hem te zeer ver sterkt voor een snelle verovering, inname van Sluis leek wel haalbaar. De stad zou, net als Antwerpen, volledig moeten worden geïsoleerd en met flinke beschietingen tot overgave gedwongen. Op 12 juni 1587 begon het beleg, op 5 augustus gaf Sluis zich gewonnen. Eigenlijk lag het in Parma's bedoeling, om vervolgens Vlissingen te veroveren, omdat daar diepgaande zeeschepen konden worden gestationeerd, geschikt voor de aanval op Engeland.31 Maar van dié aanval kwam het niet. Bovendien werd, zoals bekend, het hele Armadaproject een eclatante mislukking. Dat nam echter niet weg dat Parma, met de woorden van de negentiende-eeuwse historicus Robert Fruin, met Sluis 'de beste haven van Vlaanderen' in handen had gekregen, geschikt voor binnenvaart en platbodemde grotere schepen.32 Doordat de landvoogd tevens de omgeving van de stad had veroverd deels nog boven water, deels ondergelopen maar met voor fortificaties bruikbare schorren had hij in deze regio de frontlijn tot aan de Noordzeekust opgeschoven. Oostende was als enige Staatse enclave overgebleven. Het Noorden en de Vlaamse noordkust, circa 1587-1599 Hoe hadden de Noordelijke Nederlanders tegen deze ontwikkelingen aangekeken? De bronnen laten onmiddellijk zien dat onder hen geen communis opinio bestond. Dat is ook niet verwonderlijk. Tussen de opstandige gewesten - zelfstandige staat jes als zij in feite waren was nog weinig eenheid. Ieder van hen stelde de eigen belangen primair. Structuren voor gemeenschappelijke regelingen waren nog maar zwak ontwikkeld. Daar kwam nog bij dat de Engelse bondgenoot een eigen rol speelde, eigen opvattingen huldigde en eigen belangen nastreefde. Pas na het ver trek van Leicester in december 1587, kort na de inname van Sluis zou een en ander veranderen. In het volgende voorjaar vormden de opstandige gewesten samen de Republiek der Verenigde Nederlanden, een unie van soevereine provin ciën, ieder met een gewestelijk Statencollege aan het hoofd en samenwerkend in enkele intergouvernementele colleges: de Staten-Generaal en de Raad van State. In het laatste orgaan hielden nog enkele Engelsen zitting. Het gewest Holland speel de in de jonge Republiek een dominante rol, daarin voorgegaan door zijn lands advocaat Johan van Oldenbarnevelt. Hollands andere hoge ambtenaar was de in 1585 als stadhouder van het gewest en tevens van Zeeland aangestelde Maurits van Nassau, de tweede zoon van Willem van Oranje. Maar deze moest zich nog ontplooien.33 Juist tijdens de veldtocht van Parma heerste in de Noordelijke Nederlanden nog grote onrust. Wat moesten de Staten-Generaal doen, toen de vijandelijke land voogd zich in 1587 overduidelijk op Sluis concentreerde? Voor de gewestelijke bestuurders lag de Vlaamse stad ver weg. Voor hen had zij niet méér betekenis voor de veiligheid van de opstandige provincies dan plaatsen die elders in de buurt van een der grenzen lagen. Ook in Zeeland, hoe dicht bij Vlaanderen ook, dachten de regenten toen nog zo. Het was het eigen grondgebied dat primair beveiligd moest

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 14