EEN DOORE GEOPENT 17 afgekondigd tegen Staatse schepen in Spaanse en Zuid-Nederlandse havens, ook al konden de Habsburgse landen de producten, door Nederlanders aangevoerd, niet missen.52 Toch leden ook dezen grote schade. In Zeeland liepen alleen al de inkom sten uit de licentgelden terug van 80.000 pond in 1598, via 20.000 in 1599 naar het dieptepunt van 2.240 pond in 1600. Het was maar goed dat de licenten naar de Zuidelijke Nederlanden in 1601 weer konden worden opengesteld.53 De agressieve Spaanse wetgeving ging bovendien vergezeld van een aantal mari tieme maatregelen. Nog in 1598 arriveerde in Duinkerken een oorlogsvloot, die samen met kaapvaarders de Staatse scheepvaart en visserij zoveel mogelijk schade moest toebrengen. In Duinkerken, Grevelingen en Nieuwpoort werden het vol gende jaar dan ook veel meer Nederlandse prijzen buitgemaakte schepen - binnengebracht dan voorheen. Het was dit gevaar dat volgens de Staten-Generaal in 1600 met voorrang bestre den moest worden. De veldtocht van dit jaar diende tegen de kapers van Duinkerken en hun consorten gericht te zijn. Bovendien zou dankzij de komst van de Noord-Nederlandse bevrijder de gewone man in Vlaanderen actief in verzet komen, meenden de politici. En zou, wanneer de Staatsen zó diep in Vlaanderen successen zouden boeken, ook Frankrijk niet méér steun overwegen tegen Spanje? Maar prins Maurits, als bevelhebber, was tegen de tocht: hij moest naar een plaats, honderd kilometer ten zuiden van Vlissingen, met Gent, Brugge en Sluis in zijn rug. De kans, door de vijand te worden afgesneden van zijn basis, was zeer reëel. De meerderheid van de Staten-Generaal, nu eenmaal de hoogste autoriteit in oor logszaken, zette de tocht echter door; Zeeland was tegen. De uitslag is bekend. De bevolking kwam niet in verzet. Aartshertog Albertus, de nieuwe machthebber in Brussel, wist Maurits' verbindingslijnen inderdaad bijna door te snijden, maar werd uiteindelijk bij Nieuwpoort verslagen. Die overwinning vestigde Maurits' toch al glanzende reputatie als generaal ten volle. Maar de havensteden Nieuwpoort en Duinkerken veroverde hij niet.54 En Oostende lag nog even geïso leerd als voorheen. Het werd dan ook het volgende jaar door Albertus aangevallen, om de Vlaamse kustlijn eindelijk gesloten te krijgen. De tegenzin, die Zeeland had getoond tegen de tocht van 1600, hield direct ver band met een tweede maritieme maatregel van Filips III. Ook nog in 1598 liet deze een plan realiseren dat al in 1593 aan Filips II was voorgelegd door de Genuees Federigo Spinola jongere broer van de generaal Ambrogio, die in 1604 Oostende zou veroveren. Federigo suggereerde de Noordelijke Nederlanders te bestrijden met galeien, roeischepen met ongeveer zestig riemen, elk getrokken door drie a vier slaven, met enkele zeilen en een beperkt aantal stukken geschut. Op de Middellandse Zee was het nut bewezen van zulke schepen, die zich ook bij windstilte konden verplaatsen. In september 1599 kwam Federigo met zes galeien in de Nederlanden aan, waar hij aanvankelijk in Duinkerken en weldra in Sluis werd gestationeerd als een afzonderlijke vlooteenheid, 'las galeras de Flandes', met haar eigen bevelhebber: Federigo zelf.55 Bij deze zes galeien bleef het niet. Al in maart 1602 gingen in de Republiek geruchten over de zending van nóg een eskader, nu van tien of twaalf schepen. Het werd uiteindelijk oktober voordat er zes werden gesignaleerd. Het waren er acht geweest, maar twee waren in Portugal verbrand. In het Kanaal werden twee ande re door Staatse oorlogsschepen overvaren. Twee liepen bij Nieuwpoort op de ban-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 19