EEN DOORE GEOPENT 29 faulte [gebrek] van crijchsvolck eenige plaitssen aldair verloren gaen, dat tselve Haer Mo.E. commandement ende niet zijn goet advis te imputeren sal zijn'. Hij wist zich hier gesteund door Zeeland, waar de angst voor aanvallen vanuit het Zuiden alweer toenam, en ook door Maurits. Toch werden troepen uit IJzendijke naar het oosten gedirigeerd en tien andere compagnieën in Dordrecht gestatio neerd. De laatste, stelden de Staten-Generaal, bevonden zich daarmee op een zo centrale plaats, dat zij in geval van nood zowel Bergen op Zoom als ook Vlaanderen snel te hulp konden komen.100 Dit werd een manier van detacheren die ook in volgende jaren zou worden aangehouden, zeer tot ongenoegen van Zeeland.101 De troepen waren in Vlaanderen evenwel ook voor andere doeleinden nodig dan voor strijd alleen. Nog steeds stonden daar gebieden onder Staatse contributie. Voor de inning van de gelden dienden juist de ruiters te worden ingezet.102 Zij konden dan tegelijk optreden tegen mensen die hier maar rondtrokken met pas poorten verstrekt door allerlei Noord-Nederlanders. Op basis daarvan meenden deze lieden vrijelijk handel op de vijand te kunnen drijven, Zuid-Nederlandse goe deren naar het Noorden te mogen vervoeren en geen licenten te hoeven betalen. Zulke paspoorten moesten zo snel mogelijk worden ingetrokken, bepaalden de Staten-Generaal al in 1604.103 Deze handel met de vijand hield trouwens ook de vloot bezig. Noord- Nederlandse oorlogsbodems hoefden nu weliswaar niet langer Sluis af te grende len, maar wel het verloren Oostende en het fort Blankenberge. Zij hadden echter allang te maken met neutralen die de Zuid-Nederlandse havens probeerden binnen te komen en nu ook het Sluiser Gat, om er buitenlandse goederen in te voeren of Nederlandse waren, in het buitenland overgeladen. Dus besloten de Staten-Generaal, toch maar de toegangen tot Sluis te blokkeren, schepen in over treding aan te houden en opgebrachte goederen te berechten. Maar afdoende ble ken hun regelingen nooit.104 Intussen waren in het veroverde deel van Vlaanderen veel meer zaken te regelen dan militaire alleen. Zo snel mogelijk moest een geregeld burgerlijk bestuur aan het werk, opgebouwd volgens de lokale gebruiken en met ondersteuning van een gedifferentieerd ambtelijk apparaat van Staatse snit. De Staten-Generaal hadden de leiding, als de nieuwe graaf van Vlaanderen. Die droegen zij niet, zoals in het Committimus, over aan de Staten van Zeeland. In de nieuwe bezittingen trad namens hen een commissie op, periodiek samengesteld uit hun midden of uit de Raad van State, die jaarlijks de magistraten zou vernieuwen en tegelijk in de ver schillende steden en dorpen de rekeningen moest afhoren en sluiten. Al op 24 sep tember besloten de Hoogmogenden voor Sluis een nieuw stadsbestuur te laten samenstellen. De gedeputeerden van de Raad van State in het leger moesten ter plaatse het bestuur formeren uit drie leden van de oude magistraat, drie uit Oostende en drie uit de 'nobelste ende beste' van de stedelijke bevolking. Twee werden burgemeester, zeven schepen. Een dag eerder was al een baljuw voor de stad aangewezen. In de volgende jaren zou de magistraatsvernieuwing in principe op 1 september plaatsvinden. In diezelfde jaren werd ook steeds duidelijker dat het nieuwe bewind hier de oude stedelijke privileges erkende.105 Het duurde iets langer voordat voor het platteland een bestuursregeling was getroffen. De schade was daar veel groter dan in de stad, de ontvolking maakte in

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 31