30
EEN DOORE GEOPENT
menig plaatsje het vinden van bestuurders bijkans onmogelijk. Eerst diende trou
wens te worden vastgesteld, hoe het platteland, in feite afgescheurd van het Vrije
van Brugge, bestuurlijk zou worden ingericht.106 Aanvankelijk werd het gebied nu
aangeduid als het 'Vrije van Vlaanderen'. De benaming zei al iets over de bestuurs
vorm: die werd in feite van het Brugse Vrije overgenomen. De leiding kwam aan
een groot-baljuw, die al eerder, op 24 september, was benoemd. Hij en zijn
Vierschaar dienden te zetelen in Sluis. Zo werd het stadje het bestuurlijke centrum
van de nieuwe regio, weldra het 'Vrije van Sluis'. Vervolgens werden op 29 novem
ber tien schepenen genomineerd. Voor deze functionarissen werden de oude com-
missiebrieven van het Brugse Vrije gekopieerd en op 17 december legden de
nieuwbenoemden onder wie, evenals in Sluis, voormalige regeerders - daarop de
eed af. Zij zetelden voor het leven; een van hen werd jaarlijks tot burgemeester
benoemd.107
Toen de rust in de streek enigszins terugkeerde, kwam er verfijning in deze rege
lingen. Binnen het Vrije had Aardenburg wel snel een eigen baljuw. In 1605 kreeg
het ook weer een eigen magistraat. Twee burgemeesters en vier schepenen zouden
er door gecommitteerden van de generaliteit worden aangesteld, ook weer jaarlijks
rond 1 september. En het militaire gezag diende er weldra, in 1606, het stadhuis
te ontruimen, zodat het burgerlijk bestuur daar zijn werk kon doen.108 Van
Oostburg was het zittende bestuur kennelijk na de inname van Sluis uitgeweken.
Nu kwamen er geleidelijk vroegere inwoners terug, onder wie voormalige
magistraatsleden, van vóór 1583. Onder hun leiding werd de Staten-Generaal op
7 maart 1608 gevraagd om een eigen baljuw, een burgemeester en vier schepenen.
Toen antwoord uitbleef, stuurden de Oostburgers nieuwe rekwesten in september
en in juni 1609. De noodzaak was groot, schreven zij, 'gemerckt bij gebreke van
dien vele delicten en boosheden ongestraft blijven'. Het duurde tot oktober 1610
voordat het verzoek werd gehonoreerd, na positief advies van alweer - de gecom
mitteerden van de generaliteit ter plaatse.105
Voor de uitvoering van het bestuurswerk waren ambtenaren nodig. Zo werd in
Sluis het stadsbestuur terzijde gestaan door een secretaris, wiens benoeming door
de magistraat strikt aan zichzelf werd gehouden. Daarbij beriep deze zich, toen de
Staten-Generaal zich in 1611 met de aanstelling dreigden te bemoeien, op een pri
vilege van Maria van Bourgondië.110 De stad beschikte verder over een haven
meester, die tegelijk tonnen- of baakmeester en boomsluiter was.111 En vanaf 1610
zetelde er een eigen notaris."2
Met deze notaris komen de gewestelijke en generaliteitsfunctionarissen in zicht,
die er vele waren. Confiscaties van vijandelijke en kerkelijke goederen leidden tot
verpachtingen van landerijen en schorren. Zulke verpachtingen vonden jaarlijks
plaats onder leiding van de gecommitteerden van de generaliteit, die ook de reke
ningen afhoorden. De inkomsten uit deze gronden werden gerekend tot de 'gene
rale middelen', die werden geïncasseerd door een ontvanger. Niet alleen in Sluis,
maar ook op andere plaatsen werd zo'n functionaris aangesteld. Voor de inning
van de contributiën uit vijandelijke gebieden werd weer een andere ontvanger
benoemd één voor het hele gebied die, zo was nadrukkelijk bepaald, in Sluis
diende te wonen.113 En de stedelijke overheden konden aan de Staten-Generaal het
recht vragen om imposten en accijnzen te heffen, op wijn en bier of meel bijvoor
beeld. In Sluis werden daar onderhoudskosten aan de vestingwerken uit betaald.