EEN DOORE GEOPENT
31
De inning van deze gelden werd ook weer overgedragen aan pachters, die steeds
opnieuw moesten worden aangewezen."4 Een aantrekkelijke functie was boven
dien die van licentmeester, het hoofd van het licentkantoor, waar tevens een con
troleur werkte.115 En onder zulke functionarissen stonden weer allerlei commiezen.
Bovendien was in dit grensgebied een militair apparaat actief. De Staten-
Generaal hadden al in mei 1604 besloten, dat vier kolonels daarvan de leiding zou
den hebben: die van Sluis, Aardenburg, IJzendijke en Cadzand.116 Onder dezen
stonden, behalve de militaire officieren, ook allerlei andere functionarissen. Zo lie
pen er in Sluis en omgeving een provoost-geweldige en zijn beul rond, monster
commissarissen en auditeurs, commiezen van de ammunitie en van de 'vivres'— de
levensmiddelen opzichters van de 'wercken' en een meester vuurwerker.117 De
Staten-Generaal waren dan ook verbolgen, toen prins Maurits eind 1604 hier eige
ner beweging, en tegen hun besluit van mei in, zijn tijdelijk benoemde halfbroer
Frederik Hendrik als centrale functionaris wilde laten opvolgen door kolonel Van
der Noot. Deze had hij in oktober ook al eigenmachtig commissie verleend als
gouverneur en kastelein van Sluis. Dat ging eigenlijk al te ver. Maar nu aarzelden
zij niet hem op de vingers te tikken. De eigengereidheid van hun stadhouder had
hun diezelfde oktobermaand ook al doen besluiten, niet zomaar de benoemings
akte van David van Orliens tot wachtmeester in Sluis te accepteren.118 Soortgelijke
irritaties had Maurits trouwens ook bij de Zeeuwse autoriteiten opgewekt. Tot
tweemaal toe had hij recentelijk kapiteins benoemd, zonder Zeeland eerst om een
voordracht te vragen, zoals was voorgeschreven. Naarmate de tijd vorderde, deden
zich ook op andere terreinen dan de strategie steeds meer problemen tussen de die
naar en zijn officiële meesters voor.119
Intussen moesten behalve de bestuursstructuren ook allerlei voorzieningen voor
de bevolking worden gecreëerd. Dikwijls sloot men ook hiervoor aan bij wat er al
was. Maar nieuw was de door de overheden gesteunde opbouw van de gerefor
meerde kerk. Direct al tijdens Maurits' veldtocht werden Zeeuwse predikanten
verplicht, enige maanden in het leger te werken. Na de inname van Sluis bleven
zulke regelingen voorlopig nog bestaan. Maar al in 1605 had de stad een eigen pre
dikant, andere plaatsen volgden. De Staten-Generaal troffen regelingen voor beta
ling van hun traktementen. Ouderlingen en diakenen werden aangewezen, kerk
meesters kregen het beheer van de onroerende goederen.120
Ook voor het lichamelijke welzijn van zowel inwoners ais soldaten waren na
deze afgelopen tijd van directe oorlogvoering stellig voorzieningen nodig. Een
gasthuis bestond er wel in Sluis. In 1604 werd daaraan een extra bedrag van 3.000
tot 4.000 gulden toegewezen, dat eigenlijk bestemd was geweest voor het gasthuis
van Oostende. Voorwaarde was wel, dat ook vluchtelingen en armen uit die vero
verde stad hier zouden worden opgevangen. Het zou nog tot 1618 duren voordat
in Sluis ook een weeshuis werd gesticht.121 Voor mensen die materiële problemen
hadden, kwam rond de jaarwisseling Bartholomeus de Cornel naar Sluis: hem was
door de Staten-Generaal voor 16 jaar octrooi verleend voor het houden van een
bank van lening. In Cadzand werd de inwendige mens in 1607 beter gediend door
toestemming tot de bouw van een molen, terwijl in Aardenburg al in 1605 een
brouwerij mocht worden gevestigd. En diverse plaatsen kregen op hun verzoek van
de Hoogmogenden het recht een weekmarkt te houden: Oostburg bijvoorbeeld in
1614, IJzendijke in 1618.122