56 DE GRENS VERLEGD gonne doodt slaet eenen van de vijanden'.31 Ook de reeds vermelde aanwezigheid van het Staatse leger in de buurt van Sluis in de zomer van 1633 was voldoende om de Vlaamse standenvertegenwoordiging aan te zetten tot het toekennen van alweer ruime bedes aan de centrale overheid.32 Tot een herovering van Sluis is het nooit gekomen, en het is nog maar de vraag of daar na 1621 wel een ernstige poging toe werd ondernomen. In november 1626 probeerde het Ejército de Flandes het Staatse fort Vrede, tegenover Sluis, in te nemen, maar zonder resultaat.33 Van verdere Spaanse offensieven in de regio kan men niet echt spreken. Wel werd gepoogd Sluis als het ware in quarantaine te plaatsen, door een fortengordel rond de stad op te trekken. In 1634 werd op aan dringen van graaf Fontaine, bevelvoerder van het Spaanse leger in het graafschap Vlaanderen, de zogenaamde Linie van Fontaine verder uitgebouwd. De linie moest de voortdurende uitvallen van de Sluizenaars verhinderen. De volgende jaren werd de verdedigingsgordel versterkt, onder meer door Fontaines collega Cantelmo, die er de Linie van Cantelmo aan toevoegde. Deze verdedigingswerken schijnen resul taten te hebben opgeleverd, van contributies was sindsdien geen sprake meer, en met uitzondering van enkele schermutselingen was het ook uit met Staatse char ges vanuit Sluis. En ten slotte, hoe dachten de Spaanse beleidsmakers over de kwestie? Zeker is dat de top van het Spaanse leger niet stond te popelen om Sluis te belegeren. Sprnola had reeds in 1607 te kennen gegeven dat een herovering van de stad pro blematisch werd gezien de maatregelen die de vijand ter verdediging van de plaats had getroffen.34 Met uitzondering van een beperkt offensief in het najaar van 1621 werden Cadzand en Sluis nauwelijks door het Spaanse leger verontrust. Spfnola had duidelijk andere prioriteiten, Gulik en Bergen op Zoom in 1622, en vervol gens Breda, wat een uiterste krachtinspanning vergde. Nadien schakelde het Spaanse leger over op het defensief, wat niet kon verhinderen dat de Republiek in 1629 Wesel en 's-Hertogenbosch veroverde en in 1632 Venlo, Roermond, Straelen, Sittard en Maastricht kon binnenhalen. Het zwaartepunt van de strijd tegen de Republiek verlegde zich hierdoor naar het noordoosten van de Zuidelijke Nederlanden. Dat blijkt ook uit de orders die de kardinaal-infant don Fernando de Austria ontving, de nieuwe landvoogd van de Spaanse Nederlanden, die eind 1634 zijn ambt opnam. Vóór alles moest hij zien Maastricht en omstreken weer onder controle te krijgen, want dat was de voorwaarde om de Republiek vanuit het oosten te kunnen belagen.35 Enkel in 1637, wanneer het Staatse leger het beleg voor Breda had geslagen, suggereerde Filips IV dat men misschien van de gele genheid gebruik kon maken om Cadzand te heroveren, al is het nog maar de vraag of iemand daar nog enig geloof aan hechtte.36 De kardinaal-infant antwoordde hem dat een aanval op Sluis volstrekt onmogelijk was, want het was zeker dat een belegering van de stad zou uitdraaien op 'een tweede Oostende'; voor een aanval op Cadzand was een leger nodig van minstens 12.000 soldaten, maar dat was, en de kardinaal-infant wist waarover hij het had, 'in de huidige omstandigheden een onhaalbare kaart'.37 Het Spaanse leger in de Nederlanden had sinds 1635 immers niet alleen te strijden tegen de Republiek, maar ook tegen Frankrijk. In deze twee- frontenoorlog kon van enig offensief geen sprake meer zijn. Het was redden wat er nog te redden viel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 58