TOT UYTERSTE RUINE 71 Wanneer het oostelijk deel van Tierra Firme aldus in Nederlandse handen was gevallen, volgde het grootste waagstuk van het ambitieuze aanvalsplan: verovering van de lucratieve indigohandel en de rijke zilvermijnen van Midden-Amerika. Cartagena durfde Jan de Moor niet aan te tasten, wel achtte hij de Nederlandse scheepsmacht sterk genoeg voor een aanval op Honduras. Uit brieven van de Spaanse gouverneur aldaar was immers gebleken dat deze provincie 'seer soeber- lyck voorsien [is] van crysvolck [ende] daerom te lichter is te incorporeeren'. Verovering van de stad Trujillo en het Hondurese achterland zou de WIC de con trole verschaffen over de huidenhandel, de handel in het kostbare indigo - dat in barken over de Golf van Campêche werd verscheept naar Veracruz en vandaar met de Nieuw-Spanje vloot naar Spanje - en niet te vergeten over de rijke zilvermij nen, waarvan de meeste door de Spanjaarden uit vrees voor een vijandelijke inva sie angstvallig gesloten gehouden werden. De rijkdom van deze mijnen deed vol gens de avontuurlijke Vlissinger niet onder voor die van Mexico en Peru. In het bijzonder moest de rivier de Nicaragua bezet worden met enkele forten, waardoor de Nederlanders de hele Pacifische handel en economie aan zich konden trekken, wat gunstig was voor zowel de WIC als de VOC. Volgens Spaanse berichten die hen onder ogen waren gekomen, liep de Nicaragua zelfs zover landinwaarts dat de Spaanse koning bevreesd was dat de Nederlanders met hun grote kennis van land en waterwerken en beroemde ingenieurs deze over enkele mijlen zouden weten te doorgraven tot aan de Stille Oceaan. In dat geval zouden schepen vanuit Azië binnen vier maanden in Holland en Zeeland kunnen zijn. Om de bekijken of dit alles te realiseren viel, dienden enkele kleine jachten en sloepen de rivier de Nicaragua op te zeilen om te zien 'ofte de selvige tot boven toe navigabel is'. Bekwame soldaten en zeevarenden moesten daartoe de laatste mijlen over land afleggen waarbij zij, 'om avontagie ende ondersoeck te doen in de Suytzee', zelfs enige jachten in gedeelten over land zouden moeten transporteren. Verovering van Honduras zou volgens Jan de Moor het Spaanse rijk op zijn grondvesten doen schudden, terwijl de Republiek daardoor triomfeerde, financi eel en vooral militair. Omdat een dergelijk verlies een regelrechte bedreiging vorm de voor het voortbestaan van de Spaanse controle over de handel in de Stille Zuidzee en de Iberische zilverstromen van Peru en Chili, stelde hij voor de baten en lasten van deze rijke West-Indische conquesten te verdelen tussen de Generaliteit en de WIC. Wanneer de verovering immers volgens plan zou ver lopen, zouden de Staten-Generaal over voldoende middelen beschikken om het hele Nederlandse landleger én de Nederlandse vloot te bekostigen. De WIC zou alle handelsprivileges in de jonge Nederlandse West-Indische kolonie krijgen. De kosten van de verdediging en de slavenarbeid alsmede de exploitatie van de zilver mijnen kwamen voor rekening van de Staten-Generaal. De compagnie behield de handel in indigo, huiden en andere koopwaren alsook de vaart naar en de toe komstige veroveringen in de Stille Zuidzee. Alsof dit alles nog niet genoeg was, voorzag De Moors aanvalsplan ook nog in de verovering en vernietiging van beide Spaanse zilvervloten. De Moors West- Indisch dessein sloot naadloos bij het Spaanse vlootsysteem aan. Bekend met rou tes en vertrektijden wilde Jan de Moor de Tierra Firme-vloot en de Sint Jans-vloot afzonderlijk veroveren op de plaats en het tijdstip die daarvoor het geschiktst waren. Wanneer Midden-Amerika eenmaal in Nederlandse handen was en de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 73