TOT UYTERSTE RUINE 83 Afbeelding 8: Het gebouw van de West-Indische Compagnie in Middelburg, eind zeventien de eeuw. ZA, KZGW, Zei. 111. 11-462. (circa 1597-1638) begon in 1622 als kaper op de Swaan (35 last) en het was waar schijnlijk dit schip dat een jaar later in de Amazone verlorenging. Na zijn terug keer in Vlissingen en een daaropvolgende ziekte die hem enige tijd aan wal hield, wist hij door het kapen van meerdere prijsschepen de overzeese verliezen van zijn reder tenminste enigszins goed te maken. In 1627 werd Ita admiraal van de WIC op het schip Walcheren (280 last) waarmee hij een jaar later bij Havana de twee Hondurasvaarders veroverde. Van 1634 tot aan zijn overlijden in 1638 diende hij als kapitein ter zee bij de admiraliteit.77 Nog opmerkelijker was de carrière van Maerten Thijssen, die in 1624 met het schip de Salomon (40 last) samen met Ita ter kaapvaart voer. Zijn spectaculaire veroveringen waaronder een Portugees sui kerschip van 200 last leverden hem een aanstelling op bij de WIC als achtereen volgens vice-admiraal op de Zeelandia (330 last) en admiraal op de Geünieerde Provinciën. Na terugkeer uit Brazilië, waar hij in 1631 in de Slag bij Abrolos opzien baarde, doordat hij een Spaans galjoen uit de vloot van Oquendo tot zin ken bracht, werd hij in 1633 equipagemeester van de admiraliteit te Vlissingen, de functie die zijn oude patroon De Moor even daarvoor nog had bekleed. De dienst ter zee bleef echter trekken. In 1644 zeilde Thijssen als admiraal over een Nederlandse vloot van 33 schepen in dienst van de Zweedse koningin Christina

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 85