84 TOT UYTERSTE RUINE naar de Oostzee. Daarbij onderscheidde hij zich in de Deens-Zweedse oorlog zodanig dat de koningin Maerten Thijssen in de adelstand verhief en hij zich met de naam Anckerhelm tooide.78 Nieuwe pogingen voor de Wilde Kust De betrokkenheid van De Moor bij de WIC en de vrije neringe deden zijn aan dacht voor kolonisatie van de Wilde Kust geenszins verslappen. Op 3 april 1624, de dag dat De Moor met de WIC afrekende over de door zijn uit de West terug gekeerde kolonisten meegebrachte handelswaren, presenteerden de Zeeuwse gede puteerden in de vergadering van de Heren Negentien een remonstrantie van zijn hand 'op de negotie die in de reviere van de Amasones vallende is'.79 Ongetwijfeld behelsde het stuk een lofzang op de handelsvoordelen die er aan de Wilde Kust en de Amazonedelta als streken van onbegrensde commerciële mogelijkheden te behalen vielen. Het memorandum van De Moor overtuigde. Op voorwaarde dat de kosten beperkt bleven, kreeg de Kamer Zeeland toestemming om een of twee jachten naar het Amazonegebied uit te zenden.80 Na in september 1624 gunstig te hebben gerapporteerd over de mogelijkheden die streken te bevaren en er handel te drijven en kolonies te stichten, besloot de WIC opnieuw kolonisten uit te zen den.81 Helaas waren voor de wegbereider van de onderneming, Jan de Moor, deze pogingen om zijn oude handelsposten te herbouwen weinig succesvol. Niet lang nadat de Vlissingse en Ierse kolonisten onder Nicolaes Oudaen en Philip Purcell eind 1624 of begin 1625 door Hendrick Jacobsz. Lucifer aan de Amazone waren afgezet, werden zij door de Portugezen, die er een nieuw fort gebouwd hadden, uit hun veelbelovende nederzettingen verdreven. In mei 1625 werden hun kolonies waarin zich tachtig personen bevonden aangevallen door de Portugezen en lie ten zestig van hen, onder wie hun aanvoerders Oudaen en Purcell, het leven. De WIC was daarmee een dermate grote slag toegebracht dat zij zich er voorlopig wei nig meer mee bezig hield.82 De Moor was er echter de man niet naar om zomaar op te geven. Slechts drie dagen na zijn benoeming tot bewindhebber van de Kamer Zeeland van de WIC waar het idee was blijven leven, maakte hij in oktober 1626 alweer plannen voor kolonisatie van de Wilde Kust.83 Onder zijn leiding onderzocht een commissie de mogelijkheid om binnen het octrooigebied van de compagnie nieuwe handels plaatsen te vinden. Een schip werd naar de Orinoco gezonden, terwijl een jacht twintig jongens moest overbrengen naar de Amazone, de Wiapoco of de Essequebo precies die rivieren waar De Moors activiteiten zich altijd hadden afgespeeld of andere plaatsen in de West waar de eerder uitgezonden Zeeuwse kolonisten te vinden zouden zijn.83 Begin 1627 verlieten twee schepen met kolo nisten onder aanvoering van opnieuw Lucifer Vlissingen met bestemming het Amazonegebied en de Wiapoco, maar ook deze pogingen om vaste voet in West- Indië te zetten, waren geen lang leven beschoren. Omdat de kolonisten de india nen niet tot het drijven van handel konden aanzetten en hun forten zelfs geregeld werden aangevallen, hielden de jonge Zeeuwse plantagekolonies slechts kort stand.85 Deze tegenslagen deden de belangstelling voor de Wilde Kust bij de Zeeuwen en Jan de Moor niet verdwijnen, maar leidden er wel toe dat de aandacht voor Tierra Firme, welke zich bovendien steeds meer in de particuliere sfeer afspeelde,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 86