TOT UYTERSTE RUINE 87 1624 die een vergeefse poging waagden om de zilvertransporten tussen Potosi en Callao aan de Pacifische zijde van Peru te onderscheppen en waarbij zelfs aanval len te lande werden uitgevoerd, waren doorom weinig navolgenswaardige uitzon deringen die niet konden verhullen waar het de Nederlanders in de West altijd om te doen was geweest: Brazilië.91 Dankzij de zucht naar suiker, een product dat door sommige historici wel wordt beschouwd als de motor van de Nederlandse gouden eeuw, werden er omstreeks 1605 voor er ook maar sprake was van een WIC - reeds pogingen ondernomen om vaste voet te krijgen in Portugals veelbelovendste kolonie door er forten te stichten.92 De bezetting van het Braziliaanse administra tieve centrum Bahia de Todos os Santos in 1624-1625 - waartoe een jaar eerder in de vergadering over het groot desseyn uiteindelijk werd besloten - en de aan sluitende verovering van het belangrijkste suikerdistrict Pernambuco in 1630 waren daarom niet meer dan een logisch vervolg op de ingeslagen weg.93 Het idee van een bloeiend Nederlands Brazilië gecombineerd met een duidelijke angst voor de grootmacht Spanje leidde in de jaren 1620 tot een oorlogspolitiek waarin Caraïbische acties van de WIC beperkt bleven tot aanvallen op zilvervlo ten. Instemming met het aanvalsplan De Moor door de Heren Negentien zou ten aanzien van het tot dan toe gevoerde beleid hoe dan ook een drastische breuk met het verleden betekenen. Bezien vanuit de geschiedenis van de WIC was een groot scheepse aanval op de Spaans-Portugese kust, Tierra Firme en Honduras daarom allerminst voor de hand liggend. Toch is het maar zeer de vraag of De Moors masterplan zo onrealistisch en politiek onmogelijk was als op het eerste gezicht mag worden verondersteld. Als het Zeeuws West-Indisch dessein van 1630 ten uit voer was gebracht, kon daarvoor immers inderdaad geen beter moment worden uitgekozen dan de auteur had aangewezen. Spanje stond in 1630 uiterst zwak. Het land was de verovering van de zilvervloot en de daarop volgende bezetting van Pernambuco nog allerminst te boven gekomen. De Indiëhandel vertoonde tussen 1628 en 1633 een diepe inzinking en het scheepvaartverkeer tussen Spanje en de Amerikas, dat uit angst voor nieuwe aanvallen door middel van extra galjoenen moest worden beschermd, raakte ernstig ontregeld. Niet toevallig bereikten het Spaanse hof geruchten dat de WIC, gesteund door een nieuwe vloot uit de Republiek, haar nieuwe kolonie Brazilië als springplank wilde gebruiken voor een aanslag op de Castiliaanse Indiën. Als deze berichten al niet rechtstreeks verwezen naar het aanvalsplan De Moor dat voor beroering bij de vijand zorgde dan tonen zij op zijn minst de aannemelijkheid van een dergelijke actie aan. Wachtend op een aanval die nooit zou komen, vertrokken de zilvervloten steeds later en over winterden zij steeds langer in West-Indië, met alle gevolgen van dien. Zo verliet de Nieuw Spanje-vloot van 1631 Veracruz pas omstreeks half oktober, waardoor de belangrijkste schepen van de vloot door tropische najaarsstormen verloren gingen. In het voorjaar van 1633 werden elf zilverschepen in de baai van Cadiz opnieuw speelbal en slachtoffer van de elementen. Het is maar de vraag of Spanje de oor log tegen de Republiek zo gemakkelijk zou hebben kunnen voortzetten als De Moors plannen waren geslaagd.94 Ontwikkelingen van meer structurele aard, wederom voornamelijk aangewezen door de Spanjaarden zelf, bevestigen de theoretische haalbaarheid van een onder neming als die van de Vlissingse burgemeester. Afgezien van de vraag of de WIC in 1623 de juiste keuze maakte door de aanval te openen op de Braziliaanse sui-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 89