TOT UYTERSTE RUINE 95 aan de Wilde Kust nimmer van de grond zou komen. Omstreeks 1628 waren de vooruitzichten daarvoor nog uiterst gunstig geweest. Ondanks tegenslagen, als menige aanval op Tobago door Spanjaarden en indianen, was De Moors jonge kolonie Nieuw-Walcheren in 1633, althans voorlopig, in zijn handen gekomen. In dat jaar wist de Engelsman Thomas Gayner, voorzien van een aanstellingsbrief van Frederik Hendrik, in opdracht van Jan de Moor het eiland waarheen sinds 1629 herhaaldelijk nieuwe Zeeuwse kolonisten waren uitgezonden, op de Spanjaarden te heroveren. Gayner werd de nieuwe commandeur van Tobago, maar moest in 1634 plaatsmaken voor de zoon van Jan de Moor, Cornelis de Moor. Onder diens leiding begonnen de kolonisten het fort Nieuw-Vlissingen te versterken en de aan gelegde tabaksplantages - die in 1629 al 150.000 planten telden - gember, sui kerriet, indigo en katoen uit te breiden.108 Ongetwijfeld zal de tweehonderd man tellende, bloeiende Zeeuwse kolonie op Tobago bij Jan de Moor een hernieuwde belangstelling voor het vasteland van Zuid-Amerika, waarvan zijn schepen en kolonisten in 1623 waren verdreven, teweeg hebben gebracht. Juist op het moment dat Tobago door het bestuderen van de Spaanse handels- en scheep vaartbewegingen nabij Tierra Firme als springplank voor Zeeuwse activiteiten aan de Wilde Kust kon gaan dienen, sloeg het noodlot voor De Moor echter opnieuw toe. In de nacht van 1 op 2 december 1636 werd het eiland aangevallen en vervolgens ingenomen door de Spaanse gouverneur van S. Tomé aan de Orinoco en S. José op Trinidad, Don Diego Lopez de Escobar. De Spanjaarden overvielen vanuit Trinidad met hulp van een overgelopen Ier eerst een kleine ver sterking en sloegen vervolgens het beleg voor het fort Nieuw-Vlissingen. Omdat de overmacht te groot was, zag Cornelis de Moor zich gedwongen de kolonie op te geven onder de uitdrukkelijke belofte dat de kolonisten vrije aftocht zouden krij gen. Omdat er geen schepen voorhanden waren om de Zeeuwen naar St. Christoffel te brengen, liet De Escobar 45 mannen en 20 jongens naar Isla Margarita overbrengen. Zestien jongens en enkele andere belangrijke personen onder wie Cornelis de Moor en Jacques Ousiel, 'gewesen raet fiscael en secretaris van t eij landt Tabago', die later een levendig verslag van de aanval aan de bewind hebbers van de kamer Amsterdam van de WIC presenteerde, werden naar Trinidad verscheept. Het woord van de Spanjaarden bleek weinig waard. De gevangenen op Trinidad werden met uitzondering van Cornelis de Moor 'tot haren godesdienst gedronghen, ende tot continuelen aerbeyt op hare plantatien, moedernaeckt den meesten deel, gelyck de negers ende Indiaensche slaeven, met meer slaeghen als eeten' tewerkgesteld.109 Konden zij nog vrijkomen en ten slotte in Zeeland terug keren, de meeste gevangenen op Isla Margarita werden door de plaatselijke gou verneur veroordeeld tot de strop. De geslaagde Spaanse aanval betekende het voor lopige einde van de Nederlandse belangstelling voor Tobago. Het fort op Nieuw- Walcheren werd geslecht, de plantages vernietigd. De kolonisten die de ramp had den kunnen ontvluchten, weken uit naar andere oorden in de West of remigreer den naar Walcheren. Door de gebeurtenissen op Tabago, die door het lugubere Spaanse optreden in de Republiek tot grote beroering leidden, was alle hoop op uitvoering van het aanvalsplan verloren.110 Toen Jan de Moor definitief moet hebben beseft dat hij de WIC en de Staten- Generaal niet voor zijn plannen zou kunnen winnen, restte hem weinig anders dan zelf op oorlogspad te gaan. Ais represaille voor het verwoesten van Tobago liet De

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 97