TOT UYTERSTE RUINE 97 Portugezen over te geven en zich blijvend uit Brazilië terug te trekken. Als gevolg van het Braziliaanse avontuur werd de WIC meegezogen in een financieel moeras, wat uiteindelijk in 1674 tot haar faillissement leidde."5 Jan de Moor zou dit alles niet meer meemaken. Hij overleed in februari 1644 zonder werkelijk vaste voet te hebben gekregen in Guyana of Spaans Indië ver overd te zien worden."6 Zijn leven lang had hij zich ingezet voor de strijd tegen de Spaanse koning en voor de Nederlandse belangen in de West. Weliswaar werd na zijn dood de oorlog tegen Spanje in 1648 door de Republiek gewonnen, maar voor de familie De Moor eindigde de Tachtigjarige Oorlog even tragisch als hij was begonnen. Net zoals zijn ooms en grootvader in de strijd ter zee tegen de Spanjaarden in het harnas waren gestorven, sneuvelde ook zijn zoon Cornelis de Moor, veilig teruggekeerd uit gevangenschap op Trinidad, in 1639 in de zeeoorlog tegen de Duinkerkers. Jan de Moor was een gedreven en vasthoudend man met een duidelijke visie op handel en kolonisatie in West-Indië die op alle mogelijke manieren anderen pro beerde te winnen voor zijn ideeën en idealen. Veel minder was hij de kapitalisti sche ondernemer waarvoor J.I. Israel hem schijnt te houden. De Moor was welis waar niet onbemiddeld, maar veel bepalender dan zijn kapitaalkracht waren afstamming, familierelaties en bovenal een grote praktische kennis van handel en scheepvaart. Wellicht is De Moor nog het best te typeren als de ondernemende regent-pionier die ver op zijn tijdgenoten vooruitliep bij het initiëren van avon tuurlijke plannen om nieuwe markten en gebieden in West-Indië voor de Nederlanders open te leggen. Juist in het pionierskarakter van zijn denkbeelden en activiteiten school zowel zijn grootste kracht als zijn grootste zwakte. De Moor betrad met betrekking tot West-Indië ongebaande paden, maar dit maakte hem tegelijkertijd kwetsbaar bij de realisering van zijn idealen. Niet ten onrechte zag De Moor in de WIC een instrument dat door zijn grootschalige karakter bij uitstek geschikt was voor het uitvoeren van kapitaalintensieve oorlogszuchtige waagstuk ken die voor de particuliere koopman te hoog gegrepen waren. Tegelijkertijd besef te hij echter onvoldoende dat hij wegens zijn jarenlange handelservaring in zijn denkbeelden ver op de WIC vooruitliep en betrokken was bij zaken waarover binnen de WIC nog niet of nauwelijks was gedacht, waardoor hij weinig steun voor zijn ideeën kon verwachten. De compagnie hield zich bezig met Brazilië en het veroveren van zilvervloten, De Moor reeds lang daarvoor met handel en kolo nisatie; aspecten die bij de WIC ver bij kaapvaart en oorlogvoering achterbleven en feitelijk nooit echt van de grond kwamen. Zo was De Moor de eerste Nederlander die de aandacht vestigde op het belang van de Cararbische eilanden. Door het stichten van een patroonschap op Tobago werd in 1628 begonnen met een vorm van kolonisatie waarmee zich tot op dat moment nog geen Nederlander had beziggehouden. Ook in de slavenhandel vervulde De Moor de rol van pionier. Terwijl de WIC omstreeks 1625 nog discussieerde over de vraag of het aan christe nen was toegestaan om in mensen te handelen en buitgemaakte Portugese slaven halers door onwetendheid wat daarmee bij gebrek aan eigen West-Indische kolo-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 99