7 Het was geen groot dichter die in 1604 bezong hoe de stad Sluis door prins Maurits was ingenomen, en die zijn dichtsel, 28 strofes lang, vervolgens als geïl lustreerd pamflet goedkoop drukwerk - publiceerde. De hele onderneming van het Staatse leger, van planning tot en met de inname van Sluis, liet hij de revue passeren. Mislukkingen verzweeg hij, zoals een pamflettist betaamde.2 Zelfs ver meldde hij niet dat de actie was opgezet om het nabije Oostende te ontzetten. Die stad werd belegerd door de Habsburgse machthebbers uit Brussel, maar ging een maand na de verovering van Sluis voor de Zeven Provinciën verloren.3 De vreug devolle Noord-Nederlanders zouden zijn Vicktorie Liedt niet alleen kunnen lezen, maar ook samen zingen op de bekende melodie 'Van den grave van Bossu'.4 Dit anonieme gedicht was niet het enige pamflet, waarin de 'juiste visie' op de zege aan het brede publiek werd gepresenteerd.' Het was ook niet het enige middel waarmee aan de overwinning aandacht werd geschonken. De Staten-Generaal, de Staten van Zeeland en die van Utrecht lieten direct gedenkpenningen slaan. Die van Utrecht had als randschrift: 'Iehova prius dederat, plus quam perdidimus': God heeft eerst gegeven, méér dan wij hebben verloren. Ofwel: de inname van Sluis, en daaraan voorafgaand die van Cadzand, IJzendijke en Aardenburg, was van grotere betekenis dan het verlies van Oostende.6 Dat was een mening die ook in de Noord-Nederlandse geschiedschrijving zou doorklinken.7 Bovendien werden de veldtochten kerkelijk begeleid met vast-, dank- en bededagen, uitgeschreven door de overheden. Zo werd God vóór en tijdens de campagne van 1604 tijdens bededagen om Zijn zegen gevraagd over de Staatse wapenen en om succes voor Sluis. Daarna werd Hem dank gebracht voor de overwinning. Steeds werd ook nü wel om behoud van Oostende gebeden. Maar na het verlies van de stad vond geen vastendag plaats.8 En in menige stad liet de magistraat direct na het bekend worden van het nieuws feestelijk de klokken luiden en pektonnen branden. In Den Haag gebeurde dat bijvoorbeeld, terwijl daar eveneens het carillon werd bespeeld, de rederijkers optraden en de stadsspeelluiden vanaf het stadhuis vrolijke muziek ten gehore brachten.' In het algemeen heeft in de tijd zelf de belegering van Oostende, waarvan de ver overing van Sluis een onderdeel was, echter heel wat aandacht getrokken, véél meer dan in de latere geschiedschrijving. Voor de tijdgenoot was die belegering uiterst spectaculair wegens haar ongekend lange duur: van juli 1601 tot september 1604. Een doorsnee beleg nam hooguit enkele maanden in beslag en werd zeker in de winter - buiten het krijgsseizoen dat van april/mei tot oktober liep niet voortgezet.10 Bovendien werden internationaal consequenties verbonden aan het al dan niet innemen van de stad. Van de overwinnaar achtte men eer en reputatie waaraan grote betekenis werd toegekend - versterkt; die van de verliezer moesten er wel onder lijden. Het aangaan van bondgenootschappen of het verwerven van minder formele buitenlandse steun zouden erdoor vereenvoudigd of juist bemoei lijkt kunnen worden.11 Was het op grond hiérvan dat in de Noordelijke Nederlanden al direct vanaf 1604 weinig over het verlies van Oostende, maar des te meer over de verovering

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 9