59 zuurkool, moest ik mijn vriendelijken hospes wel bedanken, toen hij mij met eene pijp en een aschbak aan boord kwam en mij vroeg, of ik klaren of bitter wilde drinken. De minzame man stelde mij zijn' zoon voor om mij gezelschap te houden, die, zeide hij, perfect fransch sprak, daar hijik weet niet hoeveel honderde guldens had opgeofferd om hem onze taal grondig te laten leeren. Men moet weten, dat dit in Holland doorgaat voor een bewijs van fijne beschaving. Ik vond inderdaad dien zoon een' hupsch jongeling en een welopgevoed mensch, ofschoon zijn fransch niet volkomen beantwoordde aan het gunstig denkbeeld, dat zijn vader daarover koesterde. In de afzondering waarin de ge volgen van den torenbouw van Babel mij plaat sten, raakte ik weldra in een vertrouwelijk gesprek met mijnen nieuwen vriend. Toen ik hem zeide dat ik alleen naar Holland gereisd wasom er de inhuldiging van den laatsten der koningen bij te wonen, (1) schudde hij ongeloovig het hoofd, en antwoordde mij, dat hij eerder dacht dat men wel eens naar Parijs zou reizen om er de inhuldiging van een' Keizer of een Koning te zien. (2) Er was veel (1) Historisch waar. (2) Dit werd geschreven in December 1S49. Er be hoorde overigens niet veei doorzigt toe om ecne dusdanige voorspelling te doen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1854 | | pagina 105