limflEI: H. O. JANS SEW. 'tWas op een' vroegen Septembermorgen, dat ik mij opmaakte, om een' verdwenen' stad te zoeken. De natuurals was zij bekend met mijn voornemen, scheen daarmede in sombere overeenstemming te willen zijn, en het er op toe teleggen 0111 in mijn hart een weemoedig gevoel te storten. De wind huilde zijn klaag lied. De hemel, meteen zwart nevelenfloers overtogen, had zich in rouwgewaad gehuld. De dagvorstin, achter een digt gordijn verbol gen spreidde een droevig ochtendlicht over de aarde. De wolken vergoten een' tranenvloed in tallooze druppelen. Maar ik beklaagde mij niet. Wie een graf gaat bezoekendacht ik, mag niet vragen naar zonneschijn. Rustig voortgaande was ik aldra de grenzen van ons Rijk overschreden en betrad West-

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1854 | | pagina 119