ei
lieid, dat te Munnikerenle de (cctie?) munt geweest was,
en dat hij zelf een' penning had geziendie er weleer ge
slagen was. Hij voegde er bij, dat de eigenaar van den
billt er vroeger opgravingen had gedaanmaar dal de Bur
gemeester van Oostkerhe hem hierin was tegen gekomen,
omdat men vreesde voor onheilen van wege de kelders
en verborgen holen. Toen de tegenwoordige Brugsche
vaart in 1318 en 1819 gegraven werd, waardoor Monni-
kereede aan zijne noordelijke zijde doorsneden is, toen is er,
gelijk mij do koster van Damme verzekerdeveel uit de
oudheid opgedolven.
Tot dus verre de aanteekeningen van mijn' vriend Jaius -
sen. Ik wil er op zijne aansporing nog enkele opmerkin
gen van mijne hand bijvoegen. Omtrent de ligging van
Monnikereede is veel verschil van gevoelen geweest. Men
behoeft dan ook slechts eenige oude kaarten gade te slaan
om overtuigd te worden, dat weinigen, in later tijd, met
de juiste ligging bekend waren. Zoo vond ik het o. a.
geplaatst aan de Irene, dis van Gend naar Damme stroomt,
ongeveer ter plaatse, waar thans Moerkerke ligt. Meer
overeenkomstig de waarheid is de plaatsing aan den zee
arm, die vroeger uit het Zwin vóór Sluis naar Biugge
schoot, en wij houden het voor zeker, dat het aan dien
stroom, tusschen Damme en Hueke was gelegen; eene lig
ging, die geheel en al door de overlevering wordt beves
tigd, en door het gestelde van mijn' vriendJ.als genoegzaam
in het licht gesteld en bewezen mag worden aangenomen.
Wij willen de bewijzen voor de ligging van Monnihereede
nog met één,en wel een zeer treffend vermeerderen. Het is
ontleend aan een, voor de kennis dezer streken en de ge
schiedenis van derzelver handel, hoogslbelangrijU stuk, lot
lieden onuitgegeven en, naar wij gelooven, ook onbekend, na-