109
seis worden overgesteld en dat men het eene
raadsel door het andere zoekt op te lossen
Twijfelt iemand aan de moeijelijkheidom
niet te zeggen aan het gewaagde, dat er in
gelegen is, 0111 een systema betrekkelijk de ge
legenheid van het land, te willen bouwen op
het bestaan of op de regering van Deensche
Saksische of zoo als men het noemt Noordsche
aanvoerders, hoofden of vorsten, dan neme
hij het eerste het beste algemeen Historisch
werk bij de hand, en hij zal vinden hoe duis
ter en hoe raadselachtig alles is, wat de geschie
denis van het noordelijk deel van Vlaanderen
en van Zeeland in de allereerste eeuwen onzer
jaartelling betreft.
Vlaamsche Graven waren vóór het jaar 8G4
niet bekend. De Zeeuwsche Graven dagteeke-
nen van nog veel lateren het schijnt mij dus
even moeijelijk 0111 te kunnen zeggen, dat het
westelijk deel van Staats-Vlaanderen aan de
Zeeuwsche Graven zoude hebben toebehoord
als te zeggen dat hetzelve reeds veel vroeger
dan 95G onder het beheer der Vlaamsche Gra
ven zoude zijn gebragt. (Zie Dresselhuis, De
Provincie Zeeland in hare aloude gesteldheidbl. 12.)
Het is zoo dat men aan de beteekenis van
het woord Graaf, zoo als dit thans verstaan
wordt, niet hechten mag, doch slechts te den
ken hebbe aan diegenen die op lioedanige
wijze dan ook, het gewestelijk oppergezag uit-